Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘thans [perceel 1] !’ in de kantlijn van de door [geïntimeerden] overgelegde versie van de akte van 7 november 1932 afkomstig is. Evenmin doet ter zake dat op een tekening uit september 1932 al wel het kadastrale nummer [perceel 1] is vermeld, terwijl in de akte van 7 november 1932 dat perceelnummer niet wordt genoemd. Met de vermelding van het (toenmalige) perceel waaruit het verkochte is ontstaan en het (toenmalige) huisnummer is immers duidelijk wat het verkochte is en, in het verlengde daarvan, ten behoeve van welk erf de erfdienstbaarheid is gevestigd. Aan het voorgaande doet verder niet af dat in de omschrijving van de erfdienstbaarheid in de akte van 7 november 1932 een garage is vermeld, terwijl op de bouwtekening en de kadastrale tekening van het perceel [perceel 1] geen garage staat. Tussen partijen staat namelijk vast dat op het perceel [perceel 1] een garage aanwezig is. Het heersend erf van de in de akte van 7 november 1932 gevestigde erfdienstbaarheid is, kortom, het perceel [perceel 1] .