In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in aanbouw. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 188.000 voor het kalenderjaar 2019. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling, maar de rechtbank Amsterdam heeft het beroep ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 5 juni 2023 heeft het hof de zaak behandeld. De belanghebbende betwistte de hoogte van de vastgestelde waarde en voerde aan dat de heffingsambtenaar de waarde niet zorgvuldig had vastgesteld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de woning in aanbouw op de peildatum, 1 januari 2019, correct was gewaardeerd op basis van de vervangingswaarde. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en het hof kwam tot dezelfde conclusie.
Het hof heeft vastgesteld dat de woning in aanbouw op de peildatum in een bepaalde staat was en dat de waarde eerder te laag dan te hoog was vastgesteld. De belanghebbende had voldoende informatie over de koopsom en de aanneemsom, en het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en er zijn geen proceskosten aan de heffingsambtenaar opgelegd.