ECLI:NL:GHAMS:2023:1270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
23-002884-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest inzake vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Dit arrest betreft een herstelarrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op 31 mei 2023, in de zaak met parketnummer 23-002884-20. Het hof herstelt een eerdere uitspraak van 25 april 2023, waarin een fout was gemaakt in het dictum met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld door de rechtbank Noord-Holland op 10 december 2020 in een strafzaak onder parketnummer 15-215238-19. De fout in het dictum betrof de toewijzing van de vordering tot schadevergoeding, die abusievelijk was vastgesteld op een te laag bedrag. Het hof oordeelt dat deze misslag hersteld dient te worden om de mogelijke gevolgen voor de executie te voorkomen.

In de beslissing van het hof wordt het vonnis waarvan beroep vernietigd en wordt opnieuw recht gedaan. Het hof verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte vrij van hetgeen niet bewezen is verklaard. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor twee jaar. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot een hechtenis van één week voor het derde feit.

Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01], wordt deze toegewezen tot een bedrag van € 14.184,86, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] wordt niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen. De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schadevergoeding wordt vastgesteld op 2 februari 2019. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2023.

Uitspraak

parketnummer: 23-002884-20
Arrest van het gerechtshof Amsterdam tot herstel van het arrest gewezen op 25 april 2023 op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-215238-19 tegen

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] .
Fout in dictum inzake de vordering benadeelde partij [benadeelde partij01] en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel
Door een fout is in voormeld arrest abusievelijk in het dictum bij de vordering benadeelde partij [benadeelde partij01] en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel vastgelegd dat de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 14.364,86 (veertienduizend driehonderdvierenzestig euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 12.864,86 (twaalfduizend achthonderdvierenzestig euro en zesentachtig cent)materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de mogelijke gevolgen van deze misslag voor de executie, zijn eerder gedane uitspraak hersteld dient te worden door verbetering van het dictum.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-215238-19 onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde

Veroordeelt de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 14.184,86 (veertienduizend honderdvierentachtig euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 12.684,86 (twaalfduizend zeshonderdvierentachtig euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.269,00 (tweeduizend tweehonderdnegenenzestig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14.184,86 (veertienduizend honderdvierentachtig euro en zesentachtig cent) bestaande uit € 12.684,86 (twaalfduizend zeshonderdvierentachtig euro en zesentachtig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 105 (honderdvijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 februari 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. F.A. Hartsuiker en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2023.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.