Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 april 2023. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling. De feiten betroffen een incident op de snelweg waarbij de verdachte zonder aanleiding meermalen met zijn auto kort voor een taxibus van de aangever ging rijden en vervolgens hard remde. Dit gedrag leidde tot de vraag of er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever. De advocaat van de verdachte, S.J. van der Woude, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.