In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij een verkeersongeval waarbij hij als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van 6 maanden geëist. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in zoverre vernietigd en de straffen aangepast. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet voortdurend zijn aandacht op de weg had en daardoor op de verkeerde weghelft terechtkwam, wat leidde tot een aanrijding met een andere auto. De gevolgen van het ongeval waren ernstig, zowel voor de verdachte als voor het slachtoffer, die zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eigen verwondingen en het lange tijdsverloop tussen het feit en de strafoplegging. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de taakstraf te verlagen naar 60 uur en de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen te handhaven voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.