3.3Oordeel van de rechtbank
Op 30 januari 2017, in de loop van de middag, heeft op de Rijksweg N99, die loopt tussen Den Helder en Den Oever, ter hoogte van Anna Paulowna een aanrijding plaatsgevonden waarbij een personenauto van het merk Mazda, die door verdachte werd bestuurd, en een personenauto van het merk Citroën betrokken waren. Het ongeval vond plaats doordat de Mazda rijdende vanuit de richting Den Helder over de N99 (gedeeltelijk) op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen. Ten gevolge hiervan heeft de bestuurder van de Citroën letsel opgelopen.
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (hierna VOA) blijkt dat de N99 is onderverdeeld in twee rijstroken en dat op de plaats van de aanrijding deze rijstroken van elkaar zijn gescheiden door middel van dubbele doorgetrokken witte belijningsstrepen met daartussen een groene streep. Ter plaatse is een snelheid van 100 km/u toegestaan. Aan de betrokken voertuigen werden, voor zover de schade was na te gaan, geen technische gebreken en/of afwijkingen waargenomen. Het (uit)zicht ter plaatse (een recht stuk weg) was voor beide bestuurders goed. Het wegdek was in een goede staat van onderhoud. Het was daglicht en droog weer. De botsplaats was volgens de VOA geheel, danwel voor het grootste gedeelte, gelegen op de voor de Citroën bestemde rijstrook. Geconcludeerd wordt dat de bestuurder van de Mazda (om onbekende reden) de dubbele doorgetrokken asstreep heeft overschreden en vervolgens op de rijstrook bestemd voor het tegemoet komende verkeer, met de linker voorzijde tegen de linker voorzijde van de uit tegenovergestelde richting komende Citroën is gebotst. Deze conclusies worden ondersteund door de in deze zaak uitgevoerde contra-expertise.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte een verkeersovertreding heeft begaan door de dubbele doorgetrokken streep te overschrijden en op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer te rijden, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De vraag is of de feitelijke gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994). Het begrip "schuld" houdt in dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is dus niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te komen.
De rechtbank overweegt voorts dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Bij de vraag naar de bewezenverklaring van schuld in de zin van dit artikel komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte, ter plaatse bekend, heeft de doorgetrokken strepen op de as van de weg met zijn auto overschreden en daarmee artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 overtreden. Zowel verdachte als het slachtoffer hebben verklaard dat zij zich niets meer van het ongeluk kunnen herinneren. Onderzoek heeft geen verklaring opgeleverd voor het feit dat verdachte op de rijbaan van het slachtoffer is terechtgekomen. Getuige Leck heeft verklaard dat verdachte plotseling naar links zou hebben gestuurd. Eerder genoemde contra-expertise concludeert echter dat deze getuige mogelijk wel getuige is geweest van het ongeluk, maar dat hij niet de specifieke positie van verdachte kan hebben gezien en dus mogelijk ook niet de concrete gedraging van verdachte. Wel staat vast dat verdachte op enig moment naar links heeft gestuurd en daarbij voor een groot deel op de weghelft van het slachtoffer is terecht gekomen. Onduidelijk is of verdachte daarbij geleidelijk naar links is gaan sturen, danwel plotseling naar links heeft gestuurd.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden gebleken zijn die een verklaring kunnen geven voor het naar links bewegen van de auto, zodat met voldoende zekerheid is gebleken dat de beweging naar links het gevolg is van een gedraging van verdachte. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte gedurende dat moment (of dit nu kort of lang heeft geduurd) onoplettend en onvoorzichtig is geweest.
Voorts acht de rechtbank van belang dat wegen waarbij de rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zoals bij de N99 ter hoogte van Anna Paulowna, wegen zijn waarvan algemeen bekend is dat deze uit verkeerstechnisch oogpunt gevaarlijk zijn. Ter onderstreping hiervan waren de rijbanen op de plaats van het ongeval gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep met daartussen een groene middenstreep. Dit betekent dat er een inhaalverbod geldt en dat er een snelheid geldt van 100 kilometer per uur. Uit deze omstandigheden kan worden vastgesteld dat op de plaats van het ongeval bijzondere voorzichtigheid van de verkeersdeelnemers gevergd is.
Verdachte heeft die voorzichtigheid niet in acht genomen, is zomaar (gedeeltelijk) op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen, terwijl andere verkeersdeelnemers er geen rekening mee hoefden te houden dat zij hun weg niet ongehinderd zouden kunnen vervolgen.
De gedraging van verdachte kan –onder de hierboven omschreven omstandigheden derhalve de gevolgtrekking dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
De conclusie dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW1994 kan anders luiden indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Van dergelijke omstandigheden is echter niet gebleken.
Het letsel dat de bestuurder van de Citroën, de heer [slachtoffer] , door het ongeval heeft opgelopen kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval, in de zin van aanmerkelijke oplettendheid en onvoorzichtigheid, als hierna bewezen zal worden verklaard.