In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Condensatorstaete I B.V. en een geïntimeerde over het gebruik van een gehuurde bedrijfsruimte. Condensatorstaete, de verhuurder, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat de vorderingen van Condensatorstaete had afgewezen en de vordering van de geïntimeerde in reconventie had toegewezen. De kern van het geschil was of de geïntimeerde toestemming had gekregen voor het gebruik van het gehuurde voor gewone garageactiviteiten, wat volgens de huurovereenkomst niet was toegestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde, die in 2008 in de plaats was getreden van de oorspronkelijke huurder, de bedrijfsruimte niet alleen voor de overeengekomen bestemming gebruikte, maar ook voor andere activiteiten zoals reparatie en onderhoud van auto’s. Het hof oordeelde dat de rechtsvoorganger van Condensatorstaete op de hoogte was van deze activiteiten en daartegen nooit bezwaar heeft gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat de toestemming voor het gebruik van de bedrijfsruimte voor garageactiviteiten was overgegaan op Condensatorstaete na de eigendomsoverdracht. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Condensatorstaete in de proceskosten van het hoger beroep.