Uitspraak
1.Procesverloop
2. Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling van het verzoek
strafrechtelijkebijstand nodig was:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoekster, een internationale luchtvrachtmakelaar, om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. Het verzoekschrift is op 23 februari 2021 ingediend en betreft kosten die zijn gemaakt in twee feitelijke instanties en de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft in april 2021 aangegeven dat de toe te kennen vergoeding substantieel moet worden gematigd. Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster gehoord in raadkamer, maar verzoekster zelf is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling van het verzoek niet volledig was en heeft het onderzoek heropend.
Het hof heeft de kosten van rechtsbijstand beoordeeld aan de hand van de artikelen 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelt dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar dat de in rekening gebrachte bedragen in sommige gevallen bovenmatig zijn. Het hof heeft de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg voor 85% toegewezen en in hoger beroep voor 65%, na aftrek van een bedrag voor de kosten van een deskundige die niet aan de zitting heeft deelgenomen. Het hof heeft in totaal een vergoeding van € 210.434,00 toegekend, met een aparte vergoeding van € 6.500,00 voor de deskundige.
De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de voorzitter de tenuitvoerlegging van de beschikking heeft bevolen. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft de beschikking ondertekend. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot de billijkheid van vergoedingen voor rechtsbijstand in strafzaken, vooral in het licht van de complexiteit van de zaak en de rol van de betrokken advocaten.