Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
HAA 20/5378 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
1.Ontstaan en loop van het geding
29 november 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.
31 augustus 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
2.Feiten
30 november 2019 is eiseres geïnformeerd dat er vanwege de verjaringstermijn een naheffingsaanslag loonheffing 2013 zou worden opgelegd. Deze aanslag draagt de dagtekening 13 december 2018.
Hof: belastingrente] 5.927
Hof: belastingrente] 3.320
Looptijd
4.De terbeschikkingstelling
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
€ 1.000. Aangezien de bezwaarfase, gelet op de datum van uitspraak op bezwaar op het oudste bezwaarschrift, zijnde 29 november 2019, (afgerond) twaalf maanden heeft geduurd, en als regel heeft te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, dient van het tijdsverloop in eerste aanleg dient een periode van 12 maanden te worden toegerekend aan de bezwaarfase en een periode van 22 maanden aan de beroepsfase. De rechtbank merkt de beroepen over de jaren 2013 en 2014 als samenhangende zaken aan.
5.Beoordeling van het geschil
schriftelijk(cursivering Hof) wordt bedongen dat die overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door de werkgever aan de derde als bedoeld in artikel 690 op verzoek van die derde ten einde komt.
op verzoek van de derde(cursivering Hof) ten einde komt”.
Stcrt.2002, 220,
Stcrt.2005, 242 en
Stcrt.2010, 868 en
Stcrt.2013, 27771, biedt steun voor de uitleg dat onder uitzendovereenkomsten met een uitzendbeding in de zin van genoemde bepalingen ook bepaalde uitzendovereenkomsten zonder uitzendbeding in de zin van artikel 691, tweede lid, boek 7 BW zijn te begrijpen. De tekst van genoemde bepalingen uit de Regeling Wfsv verzet zich zelfs daartegen (vergelijk reeds 5.2 hiervoor).
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank met uitzondering van de beslissing omtrent de immaterële schadevergoeding;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslagen;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
- gelast de inspecteur het in beroep en hoger beroep door belanghebbende betaalde griffierecht van in totaal € 1.249 aan haar te vergoeden.
mr. W.J. Blokland, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van
mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 20 dceember 2022 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.