ECLI:NL:GHAMS:2022:3432
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige bij de vader en de rol van de moeder en de nieuwe partner als belanghebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind 1] bij de vader. De moeder, die in hoger beroep was gekomen, had eerder verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor maximaal vier maanden, met de opdracht om co-ouderschap te realiseren. De vader had de GI verzocht om de beschikking te bekrachtigen tot 20 september 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder geen belang meer had bij de beoordeling van de uithuisplaatsing vanaf 20 september 2022, omdat het gezamenlijk gezag over [kind 1] op die datum was beëindigd en de vader het eenhoofdig gezag had gekregen.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de langdurige uithuisplaatsing van [kind 1] en de rol van de nieuwe partner van de vader, [X], die als belanghebbende werd aangemerkt. Het hof oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] bij de vader noodzakelijk was in het belang van zijn verzorging en opvoeding, en dat de moeder ambivalent stond tegenover de plaatsing. De beslissing van het hof was om de beschikking te bekrachtigen voor de periode tot 20 september 2022, maar te vernietigen voor de periode daarna tot 17 april 2023, waarbij het verzoek van de GI werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt de juridische overwegingen rondom de rol van belanghebbenden in zaken van uithuisplaatsing en de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in het belang van de minderjarige.