Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de wijziging van de voornaam van een kind. De vrouw, wettelijk vertegenwoordiger van hun zoon, verzocht om een voornaamswijziging, waarbij de derde voornaam, die naar de man verwijst, geschrapt moest worden. De man, die de verwekker van het kind is, stelde dat hij belanghebbende was in de procedure, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de man geen belanghebbende was in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad benadrukte dat er sprake is van family life tussen de man en de zoon, en dat de beslissing tot wijziging van de voornaam een inmenging vormt in het familie- en gezinsleven van de man. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing.