ECLI:NL:GHAMS:2022:3393

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-003967-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met valse sleutel, witwassen en voorhanden hebben van een wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 oktober 2018. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van diefstal met een valse sleutel, witwassen en het voorhanden hebben van een wapen. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegmaken van een bedrag van ongeveer 100.000 euro van het slachtoffer, [slachtoffer01], door onbevoegd gebruik te maken van diens pinpas en pincode. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij gedurende een lange periode, van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2018, zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen en dat hij op 30 april 2018 een revolver van het merk Smith & Wesson voorhanden had.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 4 november 2020, 28 september 2022 en 1 november 2022, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de aangetroffen vermogensbestanddelen niet als bewijs mochten worden gebruikt, en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met een valse sleutel en gewoontewitwassen.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn in de hoger beroep fase was geschonden en verlaagde de straf met drie maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de erfgenamen van het slachtoffer voor materiële schade tot een bedrag van € 47.398,89. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003967-18
datum uitspraak: 15 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-870105-18 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1960,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 november 2020, 28 september 2022 en 1 november 2022, alsmede overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2010 tot en met 30 april 2018 te Leidschendam en/of (elders) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid (contant) geld (te weten (in totaal) ongeveer 100.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht (telkens) door middel van een valse sleutel (te weten het (telkens) onbevoegd gebuik maken van een pinpas en/of (bijhorende) pincode);
2.
hij in periode van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2018, te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal en/of
(elders) in Nederland, en/of in Frankrijk en/of in Monaco en/of in de Dominicaanse Republiek en/of in
Thailand en/of in Curaçao en/of in België, althans elders ter wereld, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij/zij, verdachte (telkens) (een) voorwerp(en) (te weten een
hoeveelheid geld, 320.887,78 euro.) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
van (een) voorwerp(en) (te weten de hiervoor genoemde hoeveelheid), gebruik gemaakt
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze
voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij/zij wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat
dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2018 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (van het merk Smith & Wesson, model 60, kaliber .38 special),
en/of munitie van categorie III, te weten vijf kogelpatronen (kaliber .38 special), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet verenigt met het vonnis.

Bespreking van een gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de omstandigheid dat er bij de verdachte na zijn aanhouding wegens onenigheid met zijn ex-vriendin vermogensbestanddelen zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen, geen aanleiding heeft mogen geven tot een strafrechtelijk onderzoek. Deze vermogensbestanddelen kunnen volgens de raadsman dan ook niet als bewijsmiddelen worden gebruikt. Voorts kunnen de aangiften en de daaruit voortkomende rapportages evenmin worden gebruikt omdat de aangiften pas zijn gedaan nadat de recherche daarop heeft aangedrongen.
Uit het proces-verbaal van verdenking van 8 januari 2018 blijkt dat verbalisanten op 10 december 2017 in de woning van de verdachte waren wegens een melding van huiselijk geweld. In de woning zijn verschillende vermogensbestanddelen aangetroffen en is een Rolex horloge met een machtiging van de rechter commissaris conservatoir in beslag genomen. De aangeefster van het huiselijk geweld verklaart dat de verdachte zegt dat hij aannemer is, maar dat hij maar vier uur per dag werkt en toch veel geld uitgeeft. Zij verklaart voorts dat zij bang is dat hij crimineel is. De moeder van de aangeefster verklaart dat de aangeefster dure schoenen, jassen en andere dure spullen van de verdachte krijgt en dat de aangeefster meerdere keren op vakantie is geweest met de verdachte waarbij de verdachte alles betaalde. Ten slotte verklaart de buurvrouw van de verdachte dat de verdachte zzp’er zou zijn en [werk01] zou doen, maar dat zij niet begrijpt waar de verdachte van leeft. De buurvrouw ziet de verdachte iedere doordeweekse dag om 8:00 uur ’s ochtends vertrekken en rond 13:00 uur weer thuiskomen. Naar aanleiding van bovenstaande informatie is op donderdag 4 januari 2018 besloten
een witwasonderzoek te starten.
Gezien het voorgaande en met name gezien het feit dat het witwasonderzoek is gestart nadat bovengenoemde verklaringen zijn afgelegd, ziet het hof geen aanleiding de aangetroffen vermogensbestanddelen van bewijs uit te sluiten. Gelet op de strekking van de verklaringen was er genoeg aanleiding een strafrechtelijk onderzoek te starten. Het verweer wordt verworpen.
Evenmin bestaat er aanleiding de in vrijheid door de aangevers afgelegde verklaringen van het bewijs
uit te sluiten.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte onbevoegd gebruik heeft gemaakt van de pinpas en pincode van aangever [slachtoffer01]. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde, omdat de verdachte over de verkrijging van zijn inkomsten een verklaring heeft afgelegd die concreet, in enige mate verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk is. Bovendien wordt deze verklaring onderbouwd door de verklaringen van de getuigen.
Het hof overweegt als volgt.
Feit 1
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van 1 mei 2018 heeft aangever [slachtoffer01] gezien dat er
een iPhone is gekoppeld aan zijn rekening, waardoor zonder zogenoemde E-reader geld kan worden overgeschreven. [slachtoffer01] verklaart dat hij geen gebruik maakt van internetbankieren op de iPhone en dat hij alleen zijn laptop hiervoor gebruikt. Tijdens het verhoor op 24 mei 2018 verklaart [slachtoffer01] eveneens dat hij zijn bankzaken niet op zijn iPhone of iPad regelt omdat hij niet weet hoe dat werkt. Daarnaast verklaart [slachtoffer01] dat de applicatie voor het regelen van de bankzaken door de verdachte op de iPhone en iPad is gezet en dat hij nooit toestemming heeft gegeven aan de verdachte om zelfstandig bedragen van zijn bankrekeningen over te schrijven. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van
26 mei 2018 zijn uitsluitend betalingen aan de verdachte gedaan middels een iPhone of iPad met behulp van de Rabobank bankieren applicatie.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat [slachtoffer01] weliswaar op de hoogte was van
‘de Rabobank bankieren applicatie’ op zijn iPhone of iPad, maar dat de verdachte die overboekingen
van de rekening van [slachtoffer01] naar zijn eigen rekening zonder toestemming van [slachtoffer01] heeft gedaan, waarbij het hof van belang acht dat op voornoemde wijze slechts geld naar de verdachte - en naar niemand anders - is overgemaakt en tevens op geen enkele wijze van de noodzaak van deze betalingswijze - die buiten [slachtoffer01] om kon geschieden - is gebleken. Het hof acht zodoende wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. Dat niet kan worden vastgesteld om hoeveel geld het exact gaat, doet aan voornoemd oordeel niet af.
Feit 2
De verdachte heeft naar hiervoor is vastgesteld onbevoegd geldbedragen van de rekening van [slachtoffer01] overgeboekt naar zijn eigen rekening. Daarnaast is er door vier verschillende aangevers aangifte gedaan tegen de verdachte van fraude, oplichting en/of valsheid in geschrift, welke aangiften betrekking hebben op feiten die zouden hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. In de kern houden de aangiften in dat aan de verdachte voor door hem gestelde al dan niet verrichte werkzaamheden veel te veel geld is betaald door dementerende en/of kwetsbare personen.
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de verdachte een gemiddeld bruto jaar inkomen
heeft opgegeven van ongeveer €14.000,- over de periode van 2014 tot 2016. Bij de verdachte zijn echter vermogensbestanddelen aangetroffen, waaronder twee auto’s en een Rolex horloge die met voornoemde inkomsten niet te rijmen zijn. Daarnaast is uit het dossier gebleken dat de verdachte al dan niet samen met zijn vriendin vaak op verre vakanties ging, die hij ook voor haar betaalde en dat hij haar fêteerde op luxe cadeaus.
Daarnaast zijn telefoongesprekken die de verdachte voerde opgenomen. Uit een op pagina 316 van het zaaksdossier opgenomen telefoongesprek blijkt dat de verdachte € 15,- vraagt voor het schoonmaken van de dakgoot en dat wanneer hij klaar is hij vervolgens € 175,- vraagt. Op pagina 290 van het zaaksdossier is in het uitgewerkte telefoongesprek te lezen dat de verdachte tegen zijn klanten zei dat ze gewoon bij hem konden pinnen. De verdachte zegt hierover dat hij er dan vervolgens gelijk het dubbele van maakte, één meier wordt twee meier. Op pagina 321 van het zaaksdossier zegt de verdachte over de telefoon dat alles wat hij heeft, gejat geld van andere mensen is. Ten slotte zegt de verdachte in het uitgewerkte telefoongesprek op pagina 316 van het zaaksdossier – een gesprek dat hij voert op 13 maart 2018 – dat het voor hem altijd hetzelfde trucje is en dat hij er klaar mee is. Hij gaat het steeds sneuer vinden om mensen in de maling te nemen, aldus de verdachte.
Dit alles levert een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op.
De verdachte heeft stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaring dat er geen sprake is van
uit misdrijf verkregen goederen. Deze stukken zijn echter niet concreet, niet min of meer verifieerbaar en in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen hoogst onwaarschijnlijk. Geconcludeerd wordt dat het niet anders kan dan dat de aangeschafte goederen en het uitgegeven geld uit eigen misdrijf van de verdachte afkomstig zijn en dat er (derhalve) sprake is van witwassen.
Aangezien niet valt uit te sluiten dat de verdachte in de tenlastegelegde periode enige kluswerkzaamheden heeft uitgevoerd en aldus enige inkomsten had, is naar het oordeel van het hof sprake geweest van vermenging van het door misdrijf verkregen geld met andere gelden, waardoor
het geld in ieder geval deels uit misdrijf afkomstig is. Gelet op de lange periode waarin de verdachte meerdere malen geldbedragen naar zijn rekening overboekte, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Feit 3
In overeenstemming met de bekennende verklaring van de verdachte en het standpunt van de advocaat-generaal acht het hof het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 19 augustus 2010 tot en met 30 april 2018 te Leidschendam telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [slachtoffer01] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht telkens door middel van een valse sleutel, te weten het telkens onbevoegd gebruik maken van een pinpas en/of (bijhorende) pincode;
2.
hij in periode van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2018, te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal en/of
elders in Nederland, en/of in Frankrijk en/of in Monaco en/of in de Dominicaanse Republiek en/of in
Thailand en/of in Curaçao en/of in België van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte telkens een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, 250.241,75 euro, verworven, voorhanden gehad en omgezet terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - mede afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op 30 april 2018 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, een wapens van categorie III, te weten een revolver van het merk Smith & Wesson, model 60, kaliber .38 special voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. De verdachte heeft zonder toestemming geldbedragen van de rekening van het slachtoffer overgemaakt naar zijn eigen rekening onder het mom van betaling voor - niet of ondermaats - verrichte werkzaamheden. Hiermee heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer en hem ernstige financiële schade toegebracht. Tevens heeft de verdachte door ook jegens andere aangevers op deze wijze te handelen geen enkel respect getoond voor het eigendomsrecht van zijn slachtoffers - merendeels zeer kwetsbare ouderen - en enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin, waarna hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonte witwassen. Ten slotte heeft de verdachte een vuurwapen voor handen gehad, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.
Voornoemde feiten zijn zeer ernstig en het hof rekent de verdachte deze handelswijze sterk aan.
Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere straf
dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof sluit zich aan bij de vordering van de advocaat-generaal, maar zal anders dan gevorderd niet overgaan tot het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, nu het hof daar geen termen voor aanwezig acht.
Het hof constateert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de hoger beroep fase is geschonden. Gelet daarop zal het hof drie maanden in mindering brengen op de op te leggen straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij Erfgenamen van [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 90.576,- voor materiële en immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot € 47.398,89 aan materiële schade en € 1.100,- aan immateriële schade. Nadat de benadeelde partij op 4 november 2018 is overleden hebben de erfgenamen zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 47.398,89. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de overleden benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De vordering zal voor wat betreft de immateriële schade worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 56, 57, 63, 311 en 420ter van het
Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp,
te weten:
- een wapen (zilverkleurig) van het merk Smith en Wesson.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen,
te weten:
- twee stuks computers (zilverkleurig) van het merk Apple.
Vordering van de benadeelde partij Erfgenamen van [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij (erfgenamen van) [slachtoffer01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 47.398,89 (zevenenveertigduizend driehonderdachtennegentig euro en negenentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de materiële vordering voor het overige niet-ontvankelijk en wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de erfgenamen van het slachtoffer, [slachtoffer01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 47.398,89 (zevenenveertigduizend driehonderdachtennegentig euro en negenentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 271 (tweehonderdeenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid
van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 15 november 2022.
mr. S. Clement is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]