ECLI:NL:GHAMS:2022:3059

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
200.301.985/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen wrakingsbeslissing van de rechtbank Noord-Holland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] B.V. tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep was ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank, die op 3 november 2021 had geoordeeld over het verzoek tot wraking van [naam 1], kantonrechter. De appellante stelde dat zij niet verplicht was om een advocaat te stellen, omdat het een wraking van een kantonrechter betrof en in die procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Tevens werd aangevoerd dat verplichte procesvertegenwoordiging in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof verwierp deze standpunten en oordeelde dat ingevolge artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) partijen in deze procedure slechts bij advocaat kunnen procederen. Het hof verklaarde [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat de wettelijke eis van verplichte procesvertegenwoordiging niet in strijd is met het recht op toegang tot de rechter. De voorzitter sloot de behandeling en de uitspraak zou zo spoedig mogelijk op schrift worden gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

zaaknummer : 200.301.985/01
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) op 19 januari 2022.
Tegenwoordig zijn: mr. G.C.C. Lewin, voorzitter, mr. J.F. Aalders en
mr. M.A. Wabeke, raadsheren, bijgestaan door mr. S.W.H. Bootsma als griffier.
De voorzitter doet de zaak van de volgende appellante uitroepen:

[appellante] B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
appellante,
(hierna: [appellante]),
vertegenwoordigd door drs. [vertegenwoordiger] (hierna: [vertegenwoordiger]).
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland van 3 november 2021, zaaknummer/rekestnummer C/15/320514 / HA RK 21/187, betreffende het verzoek van [appellante] tot wraking van [naam 1], kantonrechter in die rechtbank.
Namens [appellante] is [vertegenwoordiger], juridisch adviseur, verschenen. Tevens is op verzoek van [appellante] de heer [naam 2], toegevoegd gerechtsdeurwaarder, aanwezig.
[naam 1] heeft bericht niet te zullen verschijnen.
De voorzitter deelt mede dat het hof zojuist een e-mail heeft ontvangen van de secretaresse van mr. D.B. Dubach, de advocaat die zich op 11 januari 2022 namens [appellante] had gesteld in deze procedure, met de mededeling dat [appellante] de aan hem verstrekte opdracht heeft ingetrokken en dat mr. Dubach zich daarom terugtrekt als advocaat.
[vertegenwoordiger] verklaart – zakelijk weergegeven – :
Ik heb kennisgenomen van de e-mail van 13 december 2021 van de hofadministratie waarin wordt verwezen naar HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977 en waarin [appellante] de gelegenheid is geboden alsnog advocaat te stellen. Ik heb die uitspraak bestudeerd en kom tot de volgende conclusie. Ik ben het ermee eens dat in dat geval de verplichting bestond om bij advocaat te procederen. In de onderhavige situatie is het wrakingsverzoek echter gedaan in een lopende procedure bij de kantonrechter waarin die verplichting niet bestaat. Daarom bestaat die verplichting ook niet in dit hoger beroep en is [appellante], vertegenwoordigd door mij, ook zonder procesvertegenwoordiging ontvankelijk in het hoger beroep. Om die reden heeft [appellante] de opdracht aan mr. Dubach ingetrokken.
Indien het hof van oordeel is dat [appellante] niet verplicht is bij advocaat te procederen, is [appellante] ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland op basis van een doorbrekingsgrond, zoals staat in het beroepschrift.
Indien het hof van oordeel is dat [appellante] ontvankelijk is in het hoger beroep, dan verzoekt [appellante] het hof de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van de cassatieprocedure die [appellante] bij de Hoge Raad heeft ingesteld. Aanvankelijk heeft de griffier bij de Hoge Raad bericht dat [appellante] niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat het cassatieberoepschrift niet is ondertekend door een cassatieadvocaat. Ik heb laten weten het daarmee niet eens te zijn. Er is geen jurisprudentie van de Hoge Raad over dit onderwerp. Wel een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van 14 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11104. Als het mogelijk is in dit soort situaties zonder advocaat te procederen bij het hof, dan moet dat ook mogelijk zijn bij de Hoge Raad. Wraking is een rechtsmiddel dat een procespartij ingevolge artikel 6 EVRM zonder advocaat moet kunnen aanwenden om een eerlijk proces te kunnen afdwingen. Verplichte procesvertegenwoordiging is bedoeld om te voorkomen dat iedereen cassatie instelt, ook wanneer het voor een professional duidelijk is dat dit kansloos is. Dat risico zie ik in dit geval niet. Ik ben weliswaar geen advocaat, maar ik heb in de praktijk wel juridische ervaring opgedaan en veel geleerd van vooraanstaande juristen. De advocaat-generaal heeft op 27 december 2021 een conclusie genomen waarin wordt geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring. Ik merkte wel aan de inhoud van de conclusie dat de advocaat-generaal het wegens het ontbreken van jurisprudentie op dit punt niet aandurfde om een ander standpunt in te nemen. Ik heb een Borgersbrief bij de Hoge Raad ingediend en [appellante] heeft het griffierecht voor het cassatieberoep betaald. De zaak staat nu voor arrest.
In aanvulling op het voorgaande wil ik nog zeggen dat ik het een voordeel vind dat ik in persoon vandaag aanwezig kan zijn. De procedure wordt gevoerd door [appellante] en niet door mij persoonlijk. Ik ben geïnteresseerd in het recht en zie het als een uitdaging te kijken waar ruimte zit. Zeker als hierover nog geen jurisprudentie bestaat van de Hoge Raad. Dit is ook van belang voor mijn klant. Daarom maak ik er werk van.
Ik weet dat wraken gevoelig ligt. De procedures zijn echter niet persoonlijk bedoeld.
Het gaat mij meer om de mogelijkheden bij het wraken. Het is niet de bedoeling om misbruik te maken.
Op de vraag of de kantonrechter inmiddels uitspraak heeft gedaan, zoals zij bij brief van 17 december 2021 aan het hof had aangekondigd te zullen doen, antwoord ik dat zij een provisioneel tussenvonnis heeft gewezen. Als een rechter gewraakt is dan schorst dat de bevoegdheid van de gewraakte rechter om het zo maar te zeggen. De rechter dient dan de procedure af te wachten zou ik zeggen. Inderdaad heb ik naar aanleiding van haar brief van 17 december 2021 om die reden een nieuwe wrakingsgrond toegevoegd in mijn brief van 20 december 2021. De kantonrechter heeft ook aangekondigd op 25 of 26 januari 2022 eindvonnis te zullen wijzen.
Het hof heeft vervolgens de behandeling onderbroken voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van de behandeling deelt de voorzitter de volgende beslissing van het hof mede:
Het standpunt van [appellante] is dat [appellante] niet verplicht is advocaat te stellen, omdat het een wraking van een kantonrechter betreft en in een kantonprocedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Daarnaast heeft [appellante] aangevoerd dat verplichte procesvertegenwoordiging in strijd is met artikel 6 EVRM, omdat er toegang tot de rechter moet zijn. Die standpunten verwerpt het hof. In deze procedure kunnen partijen ingevolge art. 353 lid 1 Rv slechts bij advocaat procederen. De procedure vindt plaats bij het hof en niet bij de kantonrechter. In het hoger beroep van een gewone uitspraak van de kantonrechter geldt ook verplichte procesvertegenwoordiging. Niet valt in te zien dat dit in een hoger beroep van een beslissing op een wrakingsverzoek anders is. Artikel 6 EVRM is niet geschonden omdat door de wettelijke eis van verplichte procesvertegenwoordiging het recht op toegang tot de (appel)rechter niet in de kern wordt geraakt. Het standpunt van [appellante] wordt verworpen en [appellante] wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

De beslissing

Het hof:
- verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Hierop sluit de voorzitter de behandeling en deelt mede dat deze uitspraak zo spoedig mogelijk op schrift zal worden gesteld.
(Na sluiting van de behandeling merkte [vertegenwoordiger] nog op dat hij het niet eens is met de beslissing, omdat het hoger beroep niet is ingesteld tegen een einduitspraak van de kantonrechter, maar in een lopende procedure bij de kantonrechter.)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is ondertekend.
De griffier de voorzitter