ECLI:NL:GHAMS:2022:2999

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
23-001637-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 april 2019. De verdachte, geboren in 1960, is beschuldigd van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn vriendin. De feiten vonden plaats in de periode van 9 tot en met 10 december 2017, tijdens een autorit van Amsterdam naar een andere locatie. De verdachte heeft de aangeefster meerdere malen in het gezicht geslagen en haar aan de haren getrokken. Daarnaast heeft hij haar wederrechtelijk van de vrijheid beroofd door haar in de auto te houden en haar niet toe te laten om uit te stappen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat het bewijs, waaronder foto’s van het letsel van de aangeefster, overtuigend was. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de tijd die verstreken is sinds de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001637-19
datum uitspraak: 12 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-014682-18 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1960,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 in de door hem bestuurde auto tijdens de rit van Amsterdan naar [plaats01] en/of te [plaats01] , gemeente [gemeente01] , in elk geval in de provincie Noord-Holland (zijn vriendin) [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] een of meer malen in het gezicht/tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of die [slachtoffer01] (hard) aan de haren te trekken en/of die [slachtoffer01] een/of meer malen tegen het boven lichaam te slaan/stompen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 tijdens de rit in de door hem, verdachte, bestuurde auto van Amsterdam naar [plaats01] en/of te [plaats01] , gemeente [gemeente02] , in elk geval in de provincie Noord-Holland opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer01] niet de door hem bestuurde auto uit te laten gaan doch met hoge snelheid door rijdend, de auto centraal af te sluiten en/of (vervogens) aan gekomen in [plaats01] , die [slachtoffer01] in de garage staand nabij zijn woning heeft gelaten/opgesloten, waarna hij, verdachte, de persoonlijke spullen waaronder haar paspoort en tas zijn woning heeft binnen gebracht en/of hij (vervolgens) die [slachtoffer01] zijn woning heeft binnen gesleurd/gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het niet kan worden uitgesloten dat de verdachte zich moest verdedigen tegen de aangeefster, waardoor hij geen opzet heeft gehad om haar wederrechtelijk pijn en letsel toe te brengen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
In het dossier is als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 10 december 2017 een fotorapportage gevoegd. Deze fotorapportage bevat foto’s van het letsel van de aangeefster. Wat op deze foto’s te zien is, strookt niet met de verklaring van de verdachte dat hij zich moest verdediging tegen de aangeefster en daardoor slechts afwerende bewegingen heeft gemaakt. Het letsel zoals te zien is op deze foto’s strookt daarentegen wel met de verklaring van de aangeefster. Het proces-verbaal van aangifte en de objectieve geneeskundige letselrapportage ondersteunen tevens laatstgenoemde verklaring. Voorts heeft de verdachte verklaard dat de aangeefster voorafgaand aan het incident nog geen letsel had. Ten slotte blijkt niet uit het dossier dat de verdachte eveneens letsel heeft bekomen.
Gezien het voorgaande acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster. Voorts acht het hof het onder 2 tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op momenten in de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 in de door hem bestuurde auto tijdens de rit van Amsterdam naar [plaats01] en te [plaats01] , zijn vriendin [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meer malen in het gezicht en tegen het hoofd te slaan en die [slachtoffer01] aan de haren te trekken.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2017 tot en met 10 december 2017 tijdens de rit in de door hem, verdachte, bestuurde auto van Amsterdam naar [plaats01] opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door die [slachtoffer01] niet de door hem bestuurde auto uit te laten gaan doch met hoge snelheid door rijdend, de auto centraal af te sluiten en vervolgens aan gekomen in [plaats01] , die [slachtoffer01] in de garage staand nabij zijn woning heeft gelaten, waarna hij, verdachte, (vervolgens) die [slachtoffer01] zijn woning heeft binnen gesleurd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer door haar meer malen in haar gezicht en tegen haar hoofd te slaan en aan haar haren te trekken. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft ten gevolge van deze mishandeling letsel in haar gezicht opgelopen en pijn ondervonden. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar haar ook belet te gaan en staan waar zij op dat moment wilde. Dit alles rekent het hof de verdachte sterk aan.
Het hof houdt tevens rekening met het feit dat de bewezenverklaarde feiten zich bijna 5 jaar geleden hebben voorgedaan.
Gezien het voorgaande acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 oktober 2022.
mr. S. Clement is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]