ECLI:NL:GHAMS:2022:2934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
21/01779
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag waterschapsbelasting en bevoegdheid heffingsambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag waterschapsbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De belanghebbende, die tijdelijk in Nederland verblijft en een staatsburger is van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, betwistte de bevoegdheid van de heffingsambtenaar om de aanslag op te leggen. Hij voerde aan dat de rechtbank niet had beoordeeld of de heffingsambtenaar bevoegd was om de aanslag op te leggen, en dat het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen van toepassing zou moeten zijn op zijn situatie.

Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende niet gevolgd en bevestigd dat hij, als ingeschrevene in de basisregistratie personen van de gemeente waar hij woont, wel degelijk watersysteemheffing verschuldigd is. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de aanslagen op te leggen, ongeacht de nationaliteit van de belanghebbende. De heffingsambtenaar had de aanslag terecht opgelegd, en er waren geen wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen die de heffing in dit geval in de weg stonden. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 21/01779
27 juli 2022
derde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 21 oktober 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/3331 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht,de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2022. Namens belanghebbende is [A] (broer belanghebbende) vergezeld door [B] verschenen. Namens de heffingsambtenaar is dhr. mr. A.J. van Griethuysen verschenen.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening van 31 maart 2020 aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag waterschapsbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. De rechtbank heeft bij uitspraak van 21 oktober 2021 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.2.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 november 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief gedateerd 27 juni 2022, een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verstrekt.
2. Overwegingen
2.1.
Belanghebbende voert in hoger beroep aan dat de heffingsambtenaar niet bevoegd is de aanslag aan hem op te leggen. Hij voert daartoe in de ter zitting van het Hof overgelegde pleitnota (waarin belanghebbende als “eiser” is aangeduid en de heffingsambtenaar als “verweerder”) het volgende aan:
“De rechtbank had op grond van de rechtmatigheidstoetsing het beroep van eiser moeten beoordelen of verweerder bevoegdheid beschikt om eiser een heffing kan opleggen en dat heeft de rechtbank niet gedaan.
Daarom dient EA-rechters van het Gerechtshof zich hierover te buigen of het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen voor de leden van de Bond ex-K.N.l.L.-militairen-op-weg-naar-huis niet meer van toepassing is omdat dit tot op heden rechtens onbeantwoord is gebleven. EA-rechters van ‘t Hof dient zich hierover te buigen of het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen nog van toepassing is op eiser.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder geen enkele bevoegdheid beschikt om aan eiser, die een staatsburger is van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië en op grond van de Regeling Militaire aangelegenheden het Nederlands onderdaanschap van niet-Nederlanders bezit — verblijft eiser TIJDELIJK in Nederland. Uit de Waterschapswet of Gemeentewet blijkt niet uit dat verweerder eiser een heffing kan opleggen.
Omdat verweerder alleen de bevoegdheid beschikt om ingezetenen van het Koninkrijk der Nederlanden inclusief vreemdelingen [C] een heffing kan opleggen kan eiser de conclusie trekken dat de bevoegdheid van verweerder ontbreekt om aan eiser een heffing op te leggen. Dit is in geen enkele wetgeving terug te vinden waar verweerder haar bevoegdheid op baseert.”
2.2.1.
Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Het in de onderdelen 3, 4 en bijlage van de uitspraak van de rechtbank opgenomen juridische toetsingskader wordt ook door het Hof tot uitgangspunt genomen.
2.2.2.
Nu belanghebbende is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente [Z] en hij gebruik maakt van woonruimte in [Z] op het adres [adres] is hij een watersysteemheffing verschuldigd (het belastbaar feit doet zich voor) en heeft de heffingsambtenaar de aanslag terecht opgelegd. Hetzelfde heeft, nu niet in geschil is dat belanghebbende het gebruik heeft van woonruimte in [Z] en er vanuit de woning wordt afgevoerd, te gelden voor de aanslag zuiveringsheffing. Op grond van de Waterschapswet in verbinding met Verordening Watersysteemheffing Amstel, Gooi en Vecht 2020 respectievelijk de Verordening Zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht is de heffingsambtenaar derhalve bevoegd aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing op te leggen. Volledigheidshalve merkt het Hof op dat het hebben van de Nederlandse nationaliteit geen voorwaarde is voor het opleggen en het verschuldigd zijn van voornoemde heffingen en voorts dat de door belanghebbende genoemde omstandigheden (zie onder 2.1.) de bevoegdheid tot het opleggen van de aanslag niet beperken.
2.3.
Ook overigens ziet het Hof geen redenen om aan te nemen dat de heffing van waterschapsbelasting ten aanzien van belanghebbende afstuit op enige wettelijke dan wel verdragsrechtelijke bepaling. Aan het door belanghebbende genoemde Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen (hierop beroept belanghebbende zich; zie 2.1.) zijn op voorhand geen redenen te ontlenen om af te zien van belastingheffing. In dat kader overweegt het Hof dat belanghebbende zich weliswaar beroept op dit beleid maar dat hij ter zake daarvan geen (bron)document aan het Hof heeft verstrekt; ook is geen openbare bron ter zake van dit beleid vermeld. Dat belanghebbende beroep kan doen op beleid dat of toezeggingen die aan de in geschil zijnde heffingen in de weg staan is derhalve niet aannemelijk geworden. Een recht om van de heffingen te worden vrijgesteld kan anders dan door belanghebbende is gesteld ook niet worden ontleend aan de status van de Bond ex-KNIL-militairen-op-weg-naar-huis, welke organisatie de belangen van de nazaten van de ex-KNIL-militairen behartigt. Aan hetgeen overigens door belanghebbende naar voren is gebracht kan evenmin het vertrouwen worden ontleend dat ten aanzien van belanghebbende recht zou bestaan op enige vrijstelling van waterschapsbelasting, noch kan daaraan een zodanige indruk worden ontleend.
Het gelijk is derhalve aan de heffingsambtenaar.
Slotsom
2.4.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en C.J. Hummel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van A. Bansidhar, als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier. De beslissing is op 27 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.