ECLI:NL:GHAMS:2022:2427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
22/00491
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van evidente fout in proceskostenveroordeling bij belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een belastingkwestie. De zaak betreft een beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2022. De rechtbank had in die uitspraak de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank had echter verzuimd om het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:752) toe te passen bij de vaststelling van de proceskostenveroordeling.

Het Hof oordeelt dat de rechtbank bij de berekening van de proceskosten een evidente fout heeft gemaakt. De rechtbank had moeten uitgaan van de thans geldende tarieven en de bijzondere regel van het Besluit proceskosten bestuursrecht buiten toepassing moeten laten, omdat deze in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding dan door de rechtbank was toegekend.

De uiteindelijke beslissing van het Hof is dat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, maar uitsluitend voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.245,75. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 22/00491
uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R van der Weide)
tegen de uitspraak van 31 mei 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/6266 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar.

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 31 mei 2022 als volgt beslist (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder):
“De rechtbank verklaart
- het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2020;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 359.000;
- vermindert de aanslag onroerende zaakbelasting tot een berekend bedrag naar een waarde van € 359.000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 167,67;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de immateriële schade van eiser tot een bedrag van € 333,33;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 1.620, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”
2. Van de zijde van belanghebbende is aangevoerd dat de rechtbank bij de vaststelling van de (proces)kostenveroordeling heeft verzuimd het arrest van de Hoge raad van 27 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:752) toe te passen.
3. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de (proces)kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.620. Deze kosten (voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) zijn door de rechtbank (op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht) als volgt berekend en vastgesteld:
“1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1).”
4. Bij de veroordeling van de heffingsambtenaar in de kosten had de rechtbank dienen uit te gaan van de thans geldende tarieven met dien verstande dat daarbij uitgegaan moet worden van een tarief van € 759 per punt voor beroep en hoger beroep omdat de bijzondere regel van punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in strijd is met het discriminatieverbod van art. 1 van de Grondwet en daarom buiten toepassing moet blijven (vgl. Hoge Raad 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752). Dit betekent dat het hoger beroep (inzake het geschil omtrent een WOZ-beschikking) gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank voor zover het de (proceskosten)veroordeling betreft niet in stand kan blijven.
5. Voor de behandeling van het hoger beroep gaat het Hof uit van een factor gewicht van 0,25 nu het hier (slechts) gaat om het herstel van een evidente fout bij het toekennen van de (proces)kostenvergoeding.
6. Belanghebbende heeft alsdan recht op de volgende kostenvergoeding:
- voor het bezwaar 2 punten à € 269 met gewichtsfactor 1 = € 538
- voor het beroep 2 x € 759 met gewichtsfactor 1 = € 1.518
- voor het hoger beroep 1 x € 759 met gewichtsfactor 0,25 =
€ 189,75
Totaal € 2.245,75
7. Voor het aanwenden van het in artikel 8:55 van de Awb bedoelde rechtsmiddel van verzet tegen de onderhavige uitspraak, verwijst het Hof naar de mededelingen daaromtrent aan de voet van de uitspraak.

Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank doch uitsluitend voor zover het de (proces)kostenveroordeling betreft;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige; en
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de (proces)kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.245,75.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 26 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.

Verzet

Als u bezwaren hebt tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen bij dit gerechtshof. Daarbij kunt u vragen op het verzet te worden gehoord. Een kopie van de bestreden uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd.
Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht en
  • de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Bij de behandeling van het verzet beoordeelt het gerechtshof uitsluitend of er gronden zijn voor vernietiging van de onderhavige uitspraak.