ECLI:NL:GHAMS:2022:2069
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vrijspraak in economische strafzaak met betrekking tot het overbrengen van afvalstoffen zonder CCIC certificaat naar China
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam, dat op 23 december 2020 werd gewezen. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het overbrengen van afvalstoffen naar China zonder het vereiste CCIC certificaat. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 20.000 heeft gevorderd.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank de verdachte terecht heeft vrijgesproken, en dat de argumenten van de advocaat-generaal niet voldoende zijn om tot een andere conclusie te komen. De advocaat-generaal verwees naar een arrest van het Hof van Justitie van 10 november 2011, maar het hof oordeelde dat dit arrest niet relevant was voor de onderhavige zaak, omdat het een wezenlijk andere situatie betrof.
Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank aangevuld, maar is tot de conclusie gekomen dat het vonnis waarvan beroep moet worden bevestigd. De eindbeslissing van het hof was dan ook om de vrijspraak van de verdachte te handhaven, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier, hoewel twee leden van de kamer buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.