Uitspraak
1.Procesverloop
2.Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling
- Bij vonnis van 23 april 2019, definitief geworden op 4 juni 2019, van het Judecătoria Cluj-Napoca, Roemenië, met zaaknummer 3984/211/2018 is de appellant veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, 11 maanden en 84 dagen;
- Op 26 juni 2019 is door Judecătoria Cluj-Napoca (Roemenië), een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van de appellant naar Roemenië, in verband met de tenuitvoerlegging van de voornoemde straf;
- Op 11 oktober 2019 is de appellant aangehouden in Nederland en in verzekering gesteld op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op 11 oktober 2019 is de tenuitvoerlegging van het bevel tot inverzekeringstelling en voortzetting inverzekeringstelling opgeschort door de officier van justitie met ingang van 11 oktober 2019 tot 15 oktober 2019, in verband met het feit dat de opgeëiste persoon tot 15 oktober 2019 uit anderen hoofde gedetineerd was;
- Op vordering van de officier van justitie van 11 oktober 2019 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 21 november 2019;
- Bij uitspraak van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2019 is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW. Daarbij is vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd.
weigeringschade kan worden vergoed, maar ook onder omstandigheden — bij rauwelijkse afwijzing van het overleveringsverzoek door de officier van justitie of bij niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.