ECLI:NL:GHAMS:2022:2002

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
000154-22 (530 Sv) en 000333-22 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en detentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor de gevolgen van zijn voorlopige hechtenis. De verzoeker, geboren in 1967, had op 14 januari 2020 in verzekering gesteld en was op 10 december 2020 in vrijheid gesteld. Hij verzocht om vergoeding van schade die hij had geleden door inkomstenderving, doorlopende lasten tijdens zijn detentie, en andere kosten die hij had moeten maken. Het hof heeft het verzoek in behandeling genomen en de advocaat-generaal, de advocaat van de verzoeker en de verzoeker zelf gehoord.

Het hof oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 33.090,00 voor de schade door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast werd een vergoeding van € 27.500,00 voor gederfde inkomsten toegewezen, gebaseerd op een jaarinkomen van € 30.000,00. De verzoeker had echter geen recht op vergoeding voor de doorlopende lasten en leningen, omdat deze kosten niet direct voortvloeiden uit de voorlopige hechtenis.

Uiteindelijk kende het hof de verzoeker een totale schadevergoeding toe van € 60.590,00 voor de immateriële schade en € 759,12 voor reiskosten en rechtsbijstand. Het hof wees de overige verzoeken af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, met de voorzitter mr. F.A. Hartsuiker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000154-22 (530 Sv) en 000333-22 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000187-21
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. H. Polat,
Rozenstraat nr. 29-31, 2011 LT te Haarlem.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 18 februari 2022 ingekomen. Op 7 maart 2022 is een aanvulling op het verzoekschrift ingekomen.
Op 17 juni 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 21 juni 2022 de advocaat-generaal, de advocaat van de verzoeker en de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 33.090,00.
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden door inkomstenderving ten gevolge van de ondergane voorlopige hechtenis ten bedrage van € 30.755,00.
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden door vaste lasten die hij heeft moeten doorbetalen ten tijde van zijn verblijf in detentie, ten bedrage van € 11.512,00.
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden door leningen die hij heeft afgesloten bij zijn zus/een vriendin om boodschappen te doen in detentie, ten bedrage van € 1.780,00.
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden door een renteverschil van een lening bij [lening], ten bedrage van € 1.531,00.
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 79,12.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 26 november 2021 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
De verzoeker is op 14 januari 2020 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 17 januari 2020 de voorlopige hechtenis van de verzoeker bevolen. De verzoeker is op 10 december 2020 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door de verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 33.090,00.
Ad b, ad c, ad d en ad e
De forfaitaire bedragen tot vergoeding van schade als gevolg van rechtmatige, maar achteraf onjuist gebleken voorarrest, zien louter op immateriële schade (vlg. gerechtshof Den Haag, 18 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4159). Daarnaast kan ook andere, materiële schade, worden vergoed, mits dit deugdelijk onderbouwd wordt.
Het voorgaande brengt mee dat de door de verzoeker verzochte en naar behoren onderbouwde onder b verzochte vergoeding voor gederfde inkomsten ten gevolge van de door hem ondergane voorlopige hechtenis zal worden toegewezen tot een bedrag van € 27.500,00. Het hof is daarbij uitgegaan van een vergoeding voor 11 maanden gemiste inkomsten op basis van een jaarinkomen van de verzoeker van € 30.000,00, hetgeen is gebleken uit de door de verzoeker overlegde stukken.
Ten aanzien van het onder c verzochte oordeelt het hof op dat deze geleden schade niet voor een vergoeding op de voet van artikel 533 Sv in aanmerking komt nu deze schade geen direct gevolg is van de voorlopige hechtenis van de verzoeker. Ook als de verzoeker niet in voorlopige hechtenis gesteld was geweest had hij immers deze kosten moeten maken.
Met betrekking tot het onder d verzochte geldt dat naar het oordeel van het hof geen ruimte is voor een vergoeding, nu deze kosten reeds gecompenseerd worden met de immateriële schadevergoeding zoals weergegeven onder ad a. Bovendien heeft de verzoeker gedurende zijn detentieperiode kosten van levensonderhoud bespaard, doordat hij daarin werd voorzien door de penitentiaire inrichting waar hij verbleef. De leningen die de verzoeker heeft afgesloten voor het doen van boodschappen in de penitentiaire inrichting zijn slechts aanvullingen geweest op het levensonderhoud waarin hij al werd voorzien.
Voor het onder e verzochte kan naar het oordeel van het hof ook geen vergoeding worden toegekend, nu deze schade – net zoals de onder c verzochte schade - geen direct gevolg is van de voorlopige hechtenis van de verzoeker.
Ad f
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 79,12.
Ad g
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 60.590,00 (zestigduizend vijfhonderdnegentig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 759,12 (zevenhonderd negenenvijftig euro en twaalf cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, M.M.H.P. Houben en N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 5 juli 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 61.349,12 (eenenzestigduizend driehonderdnegenenveertig euro en twaalf cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [verzoeker] o.v.v. [ovv]
Amsterdam, 5 juli 2022,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter.