Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Feiten
Bij de oprichting van de stichting worden blijkens de slotverklaring van de oprichtingsakte twee bestuurders benoemd, te weten de echtgenote (als voorzitter) en eiser (als secretaris/penningmeester).
Enig aandeelhouder
Enig aandeelhouder sedert 05-09-2013 (datum registratie: 11-09-2013)
[handtekening]
[echtgenote] , voorzitter [stichting] ”
De correctie box 2 in 2014 zal worden beperkt tot € 10.000 en de correctie gebruikelijk loon zal voor de jaren 2014 t/m 2016 worden beperkt tot € 10.000 p/j.
2015 € 11.216 (box 1)
2016 € 38.808 (box 1)
Indien u hiermee akkoord gaat verzoek ik u mij dit via een antwoord op deze mail te laten weten. Ik zal de bezwaarschriften conform bovenstaande gegevens afhandelen.
Op 9 november 2018 stuurt [inspecteur C] een e-mail aan eiser met een compromisvoorstel voor de afhandeling van een geschil ter voorkoming van een mogelijke rechtszaak. Eiser handelde daar als fiscaal vertegenwoordiger van [D] ( [D] ).
Dit compromisvoorstel is vastgelegd in een schriftelijke vaststellingsovereenkomst, die eveneens tot het dossier behoort. In deze vaststellingsovereenkomst is een bepaling opgenomen waarbij [D] verklaart dat zij ter zake van wat is overeengekomen geen gebruik zal maken van het recht van bezwaar en beroep.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
h. de uitdrukkelijke verklaring van belanghebbende dat hij ter zake van het overeengekomene geen gebruik zal maken van het recht van bezwaar of beroep of dat hij zijn bezwaar- c.q. beroepschrift intrekt. Deze verklaring belet belanghebbende niet om de rechtsgeldige totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst in bezwaar en vervolgens in beroep bij de belastingrechter te betwisten”
e-mails tussen eiser en verweerder die betrekking hebben op het compromis. Zowel [inspecteur C] (in zijn e-mail van 18 februari) als eiser (in zijn e-mail van 25 februari 2020) schrijft dat door het compromis de beroepsprocedure, respectievelijk de gang naar de rechter wordt of is voorkomen. Ook wordt gesproken van het afhandelen van de bezwaarschriften en het oplossen van deze ‘lastige complexe zaak’.
Wat betreft de gestelde afspraken met de advocaat heeft eiser ter zitting niet kunnen ophelderen wat die afspraken waren. Hij heeft ook verklaard dat het compromis wel was weergegeven zoals was besproken, maar dat de uitwerking anders uitpakte dan gedacht. Eiser heeft met deze toelichting niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een omstandigheid die tot vernietiging wegens dwaling zou kunnen leiden. Dat geldt eveneens door eiser ingenomen stelling dat hij dacht dat de correctie over het jaar 2014 was vervallen. Ook deze stelling is door eiser onvoldoende onderbouwd en er blijkt niets van uit de gedingstukken. De belastingheffing over het jaar 2014 is bovendien uitdrukkelijk vermeld in het compromisvoorstel, zodat het – eisers stelling volgende – voor de hand had gelegen dat eiser in reactie daarop zou hebben geageerd dat het voorstel niet conform zijn veronderstelling was. Eiser is met deze reactie echter pas voor het eerst ter zitting bij de rechtbank gekomen. De rechtbank heeft in eiseres stellingen of de stukken van het geding geen aanknopingspunt gevonden dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen.
Uit de e-mails van [inspecteur C] blijkt dat enige (tijds)druk op eiser is gelegd om het voorstel te accepteren. Hem wordt een korte reactietermijn gegeven en [inspecteur C] vermeldt dat het vóór zijn aanstaande vertrek geregeld moet zijn. Toch geeft de reactie van eiser op die e-mail niet de indruk dat hij zich onder druk gezet heeft gevoeld. Hij antwoordt vrijwel per ommegaande en lijkt content met de oplossing en het voorkomen van de gang naar de rechter. Dat eiser vervolgens toch naar de rechter is gestapt, is omdat hij zich na vermindering van de aanslagen van zijn kant niet gebonden voelde aan de afspraak en een verdere vermindering wilde bepleiten. Hij had zijn beroepsrecht immers niet opgegeven, zo verklaart eiser ter zitting. Deze gang van zaken wijst niet op ongeoorloofde druk. De rechtbank acht niet aannemelijk dat er een omstandigheid is die tot vernietiging van de overeenkomst kan leiden.
5.Beoordeling van het geschil
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.