ECLI:NL:GHAMS:2022:1663

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
23-004365-16 (13Shogun) en 23-004357-16 (13Overloon)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensenhandel en gewoontewitwassen met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel en gewoontewitwassen met betrekking tot meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het werven, vervoeren en huisvesten van deze slachtoffers met het oogmerk van uitbuiting in de prostitutie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten een goed op elkaar ingespeeld netwerk vormden, waarbij de slachtoffers onder druk werden gezet om te werken en hun verdiensten af te staan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 256.700 aan [slachtoffer 2] en € 31.000 aan [slachtoffer 6]. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-004365-16 (13Shogun) en 23-004357-16 (13Overloon)
datum uitspraak: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2016 in de strafzaken onder de parketnummers 13/525357-08 (hierna: de zaak 13Shogun) en 13-730019-15 (hierna: de zaak 13Overloon) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres] , [woonplaats] ( [land] ).

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hof leest de tenlastelegging in de zaak 13Shogun onder 1 sub 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , sub 6 en sub 9 ten aanzien van [slachtoffer 4] en onder 2 ten aanzien van [slachtoffer 4] aldus dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als cumulatief ten laste gelegd.
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 sub 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 4] , in sub 6 en 9 cumulatief ten laste is gelegd. Voorts is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde witwassen ten aanzien van [slachtoffer 4] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen die beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken van het in de zaak 13Shogun onder 1 ten laste gelegde betreffende sub 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , het onder 1 ten laste gelegde betreffende sub 6 en sub 9 ten aanzien van [slachtoffer 4] en het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 4] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 en 12 mei en 1 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, Sv, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in de zaken 13 Shogun en 13Overloon.
Namens de verdachte is tegen voormelde vonnissen hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep zijn de zaken 13Shogun en 13Overloon gevoegd behandeld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.
De voorvragen
Geldigheid van de dagvaardingen in de zaken 13Shogun en 13Overloon
Met de raadsvrouw en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat ten aanzien van de inleidende dagvaarding in de zaak 13Shogun de zinsneden ‘een of meer (andere) tot nu toe onbekend gebleven vrouw(en)’, ‘een of meer (tot nu toe) onbekend gebleven vrouw(en)’ en in de zaak 13Overloon de zinsneden ‘een of meer andere vrouw(en)’, ‘één of meer andere vrouw(en)’ en ‘één of meer andere vrouwen’ nietig dienen te worden verklaard. Het is onvoldoende duidelijk op welke specifieke vrouwen wordt gedoeld en deze onderdelen van de tenlastelegging daarom niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv.
Met betrekking tot de inleidende dagvaarding in de zaak 13Shogun is het hof met de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de toevoeging ‘onder meer’ in feit 2 de dagvaarding nietig dient te worden verklaard. Zonder nadere duiding is de beschuldiging in zoverre onvoldoende bepaald.
Ook dit onderdeel van de tenlastelegging voldoet daarom niet aan de eisen van artikel 261 Sv.
Partiële niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de zaak 13Overloon
Met de raadsvrouw en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte in de zaak 13Overloon omdat er sprake is van een inhaaldagvaarding.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat er in de tenlasteleggingen in de zaken 13Shogun en 13Overloon sprake is van een overlap waarbij met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer 2] hetzelfde feit gedurende dezelfde periode ten laste is gelegd. Nu de tenlastelegging in de zaak 13Overloon later is uitgebracht valt deze aan te merken als een ongeoorloofde ‘inhaaldagvaarding’.
Het hof zal dan ook in de zaak 13Overloon het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte met betrekking tot de inleidende dagvaarding, voor zover betrekking hebbend op de uitbuiting van [slachtoffer 2] en het witwassen van door haar verdiend geld in de periode die al in het onderzoek 13Shogun werd vervolgd. Dit betreft de periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 en met betrekking tot het witwassen de periode van 1 november 2006 tot en met 3 december 2008.
Partiële niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in verband met het ontbreken van rechtsmacht in de zaak13Overloon.
De raadsvrouw heeft gesteld dat voor zover het ten laste gelegde feit ziet op de minderjarigheid van [slachtoffer 2] dit niet onder de rechtsmacht van de Nederlandse strafrechter valt. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een los complex van gebeurtenissen in Hongarije dat op andere wijze tot stand is gekomen dan de rest van de verdenking. Er bestaat ten aanzien van deze periode geen link naar Nederland noch blijkt van betrokkenheid van andere personen dan de medeverdachte [medeverdachte A] .
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er gelet op het bepaalde in artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) rechtsmacht bestaat. De ten laste gelegde gedragingen hebben zowel in Nederland als in het buitenland plaatsgevonden zodat deze in Nederland kunnen worden vervolgd.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet van toepassing op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Als gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd kunnen ook die laatste gedragingen op grond van artikel 2 Sr in Nederland worden vervolgd (vgl. HR 13 april 1999,
NJ1999, 250 en HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328). De voorliggende vraag is of de ten laste gelegde gebeurtenissen in Hongarije ten tijde van de minderjarigheid van [slachtoffer 2] deel uitmaken van een strafbaar feit dat ook in Nederland is gepleegd. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat de verweten gedragingen ten tijde van de minderjarigheid van [slachtoffer 2] zich enkel in Hongarije hebben afgespeeld. Deze gedragingen vallen onder de subonderdelen 2, 5 en 8 en bevatten alle als een van de bestanddelen de minderjarigheid van het slachtoffer. Zowel [slachtoffer 2] als de medeverdachte [medeverdachte A] bevonden zich in Hongarije ten tijde van de verweten gedragingen. Niet gebleken is dat er in of voorafgaand aan die periode ook handelingen plaatsvonden in Nederland noch dat er sprake was van een samenwerking van de verdachte vanuit Nederland met de medeverdachte [medeverdachte A] in deze periode.
Om die reden valt de ten laste gelegde uitbuiting van [slachtoffer 2] in de periode van 1 januari 2005 tot 3 november 2005 niet onder de rechtsmacht van de Nederlandse strafrechter en zal het Openbaar Ministerie wegens het ontbreken van een vervolgingsrecht voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen van de tenlasteleggingen en na gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaardingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 13/525357-08 (de zaak 13Shogun)
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Hongarije, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vrouw(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
(sub 1)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(sub 3)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(sub 4)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
(sub 6)
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte en/of haar mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met of voor een derde
(sub 9)
immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (vanuit Hongarije) naar Nederland (over)gebracht en/of laten overbrengen en/of
  • voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een woning geregeld en/of laten regelen in Nederland, en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een of meermalen in de woning (onder meer [slachtoffer 5] en/of [adres 2] te Amsterdam) opgesloten (zonder haar/hen een sleutel te geven) en/of
  • voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een raam (te weten een prostitutiekamer) gekocht en/of gehuurd en/of laten huren en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] als prostituee laten werken in een of meer raamborde(e)l(en) te Amsterdam en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op de werkplek (voortdurend) onder toezicht en/of controle gehouden en/of laten houden en/of
  • regelmatig die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gedurende haar/hun werkzaamheden opgebeld en/of laten opbellen en/of (een) smsbericht(en) gestuurd en/of laten sturen, waarbij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] moest(en) aangeven/aangaf en/of verslag moest(en) doen en/of deed/deden van hoe de zaken ervoor stonden en/of hoeveel klanten zij gehad had(den) en/of hoeveel geld zij verdiend had(den) en/of of zij bezet of vrij was/waren en/of wanneer zij begon(nen) en/of stopte(n) met werken en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gedwongen en/of bewogen om vele uren achter elkaar te werken en/of (in telefoongesprekken) gezegd dat zij op moest(en) schieten en/of dat zij harder moest(en) werken voordat ze naar huis (in Hongarije) mag/mogen en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gedwongen en/of bewogen om haar/hun diensten aan te bieden tegen (aanzienlijk) lagere prijzen dan gebruikelijk en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gedwongen en/of bewogen om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar medeverdachte(n) af te staan en/of af te dragen en/of
  • [slachtoffer 1] op 10 november 2008 de woorden heeft toegevoegd: " [slachtoffer 1] , je moet op snelheid komen, je moet met zo’n 700-800 naar huis komen, anders krijg je ook van mij een shock!" en/of
  • [slachtoffer 2] op 28 november 2008 de woorden heeft toegevoegd: "Als ik in Amsterdam was zou ik een bloedbad aanrichten!" en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (andere) woorden toegevoegd van dreigende aard en/of strekking (te weten op 3 december 2008 onder meer de woorden: “Jullie hebben gisteren niet gewerkt, je gooit er met de pet naar. Ben je je verstand kwijt? Hoe vaak heb ik je gezegd om niet met die kankerkop van jou te denken? God moge je laten creperen! Waarom, verrot wijf? Heb je lulvocht in je hoofd? Ben je voor mij aan het denken? Wij ben jij om zulke beslissingen te nemen? Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat jij dat niet moest doen? Om niet te krijgen wat nu aan de hand is! Je moest bij alles eerst ons vragen! Hoe vaak heb ik het je uitgelegd? Hoe vaak? Ik ga je smoel ombouwen! Je moet ons bellen! Waarom doe je dat niet? Je moet nu niet staan huilen, [roepnaam slachtoffer 2] , want je boft dat ik er niet ben! Ik zou nu je beide hoerenoogjes uitsteken! Wacht maar tot je thuiskomt, ik zeg het niet meer. Alleen al voor wat je vandaag hebt gedaan, krijg je…… ik zeg het niet meer. Ga maar, draaien en niet huilen….! O, wat bof je dat ik er niet ben!”);
(artikel 273f, eerste lid, onder 1˚, 3˚, 4˚, 6˚ en 9˚ jo lid 2 jo lid 3 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 3 december 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten (onder meer) een of meer (grote) geldbedrag(en) (te weten (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of (een) door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) middels money transfer(s) verstuurde en/of ontvangen geldbedrag(en) van (onder meer) € 1.000,- en/of € 3.742,- en/of € 3.908,- en/of € 3.000,- en/of € 3.908,- en/of € 3.570 en/of € 3.498,- en/of € 3.284,- en/of € 2.076,-) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer van de voornoemde voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis juncto 420ter Wetboek van Strafrecht)
zaak met parketnummer 13-730019-15 (de zaak 13Overloon)
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 10 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Brussel, in elk geval in België en/of te Nyíregyháza, in elk geval in Hongarije en/of te Zürich, in elk geval in Zwitserland, en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander, te weten [slachtoffer 5]
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en/of
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 5] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land, te weten Nederland en/of België en/of Zwitserland en/of Duitsland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 4)
die [slachtoffer 5] (telkens) met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en/of
(sub 9)
die [slachtoffer 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(terwijl zij wist dat die [slachtoffer 5] in een slechte financiële situatie verkeerde en/of een (ziek) zoontje heeft en/of (bijna) geen geld had om haar zoon te onderhouden en/of dat die [slachtoffer 5] de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was en /of niemand kende in Nederland en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen en/of bij haar eigen familie niet meer terecht kan en/of dat die [slachtoffer 5] verliefd is (geworden) op een medeverdachte, te weten: [medeverdachte A] en/of van die [medeverdachte A] houdt)
  • die [slachtoffer 5] verteld en/of geregeld dat zij in Amsterdam (in de prostitutie) kon gaan werken en/of tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij in Amsterdam veel geld in de prostitutie kon verdienen en/of
  • die [slachtoffer 5] (in strijd met de waarheid) gezegd en/of in het vooruitzicht gesteld dat zij 50% van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden zelf mocht houden en/of dat zij 50% van haar inkomsten aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af moest staan (in ruil voor het regelen van werk voor die [slachtoffer 5] ) en/of
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) (met de auto en/of met het vliegtuig) naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Zwitserland gebracht en/of laten brengen en/of vervoerd, teneinde die [slachtoffer 5] in de prostitutie te laten werken en/of (meermalen) de reis voor de [slachtoffer 5] geregeld en/of de reiskosten voor die [slachtoffer 5] betaald (waardoor die [slachtoffer 5] een schuld opbouwde bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) gehuisvest in een woning (op het adres [adres 3] en [adres 4] ) in Amsterdam en/of een hotel ( [hotelnaam] ) in Zürich en/of
  • voor die [slachtoffer 5] een postadres geregeld en/of laten regelen en/of
  • die [slachtoffer 5] meegenomen naar Zürich en/of aldaar een werkvergunning aangevraagd voor die [slachtoffer 5] en/of met die [slachtoffer 5] in een hotel verbleven (teneinde die [slachtoffer 5] in de gaten te kunnen houden) en/of
  • die [slachtoffer 5] onder druk gezet en/of (vervolgens) (een groot deel van) haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden afgepakt en/of afgenomen en/of aan haar, verdachte, af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 5] wegwijs gemaakt op de Amsterdamse Wallen en/of die [slachtoffer 5] uitgelegd waar en/of hoe zij een kamer moest huren en/of
  • die [slachtoffer 5] geïnstrueerd haar, verdachte, en/of haar mededader(s) na elke klant te bellen en/of (gecodeerd) door te geven hoeveel geld zij had gekregen en/of
  • tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij niet met andere prostituees mocht praten en/of
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd, (onder meer) indien zij te weinig verdiende in de prostitutie (waardoor die [slachtoffer 5] hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet durfde tegen te spreken) en/of
  • die [slachtoffer 5] laten geloven dat die [slachtoffer 5] en de zoon van haar, verdachte ( [medeverdachte A] ) een liefdesrelatie hebben en/of die [slachtoffer 5] laten geloven dat zij en [medeverdachte A] een toekomst hebben) en/of
  • voor die [slachtoffer 5] (meermalen) onderdak geregeld en/of die [slachtoffer 5] onderdak verschaft en/of
  • die [slachtoffer 5] onder druk gezet om voor haar, verdachte, en/of haar mededader(s) in de prostitutie te werken en/of te blijven werken (door misbruik te maken van de liefdesgevoelens van die [slachtoffer 5] voor [medeverdachte A] en/of door misbruik te maken van het feit dat die [slachtoffer 5] een zoontje heeft in Hongarije voor wie die [slachtoffer 5] in het levensonderhoud moest voorzien en/of
  • die [slachtoffer 5] (telkens) van telefoonnummer laten wisselen en/of
  • die [slachtoffer 5] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 5] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden laten houden en/of
  • die [slachtoffer 5] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar familieleden en/of ex-schoonfamilie laten geven/overmaken (terwijl die [slachtoffer 5] een zoontje heeft en/of haar familieleden en/of ex-schoonfamilieleden weinig inkomsten hebben om voor het zoontje van die [slachtoffer 5] en/of zichzelf te zorgen) en/of die [slachtoffer 5] toestemming laten vragen voor het overmaken van geld aan haar familie en/of ex-schoonfamilie en/of
  • die [slachtoffer 5] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden door zichzelf en/of door haar, verdachtes, mededader(s) aan haar, verdachte en/of aan haar mededader(s) en/of aan door haar opgegeven familieleden en/of vrienden van haar, verdachte, laten overmaken via money transfers en/of door overboekingen per bank
en/of (voor zover één of meer van de hiervoor cumulatief ten laste gelegde vormen van mensenhandel niet bewezen kan/kunnen worden verklaard):
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] en/of [betrokkene A] en/of een of meer ander(en) in de periode van 1 mei 2011 tot en met 10 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Brussel, in elk geval in België en/of te Nyíregyháza, in elk geval in Hongarije en/of te Zürich, in elk geval in Zwitserland, en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander, te weten [slachtoffer 5]
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en/of
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land, te weten Nederland en/of België en/of Zwitserland en/of Duitsland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 4)
die [slachtoffer 5] (telkens) met één of meer van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en/of
(sub 9)
die [slachtoffer 5] met één of meer van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde
immers heeft/hebben hij/zij, (die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] en/of een of meer ander(en)),
(terwijl hij/zij wist(en) dat die [slachtoffer 5] in een slechte financiële situatie verkeerde en/of een (ziek) zoontje heeft en/of (bijna) geen geld had om haar zoon te onderhouden en/of dat die [slachtoffer 5] de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was en /of niemand kende in Nederland en/of in Nederland niemand had om op terug te vallen en/of bij haar eigen familie niet meer terecht kan en/of dat die [slachtoffer 5] verliefd is (geworden) op [medeverdachte A] en/of van die [medeverdachte A] houdt)
  • die [slachtoffer 5] verteld en/of geregeld dat zij in Amsterdam (in de prostitutie) kon gaan werken en/of tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij in Amsterdam veel geld in de prostitutie kon verdienen en/of
  • die [slachtoffer 5] (in strijd met de waarheid) gezegd en/of in het vooruitzicht gesteld dat zij 50% van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden zelf mocht houden en/of dat zij 50% van haar inkomsten aan hem/hen af moest staan (in ruil voor het regelen van werk voor die [slachtoffer 5] ) en/of
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) (met de auto en/of met het vliegtuig) naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Zwitserland gebracht en/of laten brengen en/of vervoerd, teneinde die [slachtoffer 5] in de prostitutie te laten werken en/of (meermalen) de reis voor de [slachtoffer 5] geregeld en/of de reiskosten voor die [slachtoffer 5] betaald (waardoor die [slachtoffer 5] een schuld opbouwde bij hem/hen en/of
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) gehuisvest in een woning (op het adres [adres 3] en [adres 4] ) in Amsterdam en/of een hotel ( [hotelnaam] ) in Zürich en/of
  • voor die [slachtoffer 5] een postadres geregeld en/of laten regelen en/of
  • die [slachtoffer 5] onder druk gezet en/of (vervolgens) (een groot deel van) haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden afgepakt en/of afgenomen en/of aan hem/hen af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 5] wegwijs gemaakt op de Amsterdamse Wallen en/of die [slachtoffer 5] uitgelegd waar en/of hoe zij een kamer moest huren en/of
  • die [slachtoffer 5] geïnstrueerd hem/hen na elke klant te bellen en/of (gecodeerd) door te geven hoeveel geld zij had gekregen en/of
  • tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij niet met andere prostituees mocht praten en/of
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 5] geschreeuwd, (onder meer) indien zij te weinig verdiende in de prostitutie (waardoor die [slachtoffer 5] hem/hen niet durfde tegen te spreken) en/of
  • die [slachtoffer 5] laten geloven dat die [slachtoffer 5] en die [medeverdachte A] een liefdesrelatie hebben en/of die [slachtoffer 5] laten geloven dat zij en [medeverdachte A] een toekomst hebben) en/of
  • voor die [slachtoffer 5] (meermalen) onderdak geregeld en/of die [slachtoffer 5] onderdak verschaft en/of
  • die [slachtoffer 5] onder druk gezet om voor hem/hen in de prostitutie te werken en/of te blijven werken (door misbruik te maken van de liefdesgevoelens van die [slachtoffer 5] voor [medeverdachte A] en/of door misbruik te maken van het feit dat die [slachtoffer 5] een zoontje heeft in Hongarije voor wie die [slachtoffer 5] in het levensonderhoud moest voorzien en/of
  • die [slachtoffer 5] (telkens) van telefoonnummer laten wisselen en/of
  • die [slachtoffer 5] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of aan hem/hen af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 5] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden laten houden en/of
  • die [slachtoffer 5] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar familieleden en/of ex-schoonfamilie laten geven/overmaken (terwijl die [slachtoffer 5] een zoontje heeft en/of haar familieleden en/of ex-schoonfamilieleden weinig inkomsten hebben om voor het zoontje van die [slachtoffer 5] en/of zichzelf te zorgen) en/of die [slachtoffer 5] toestemming laten vragen voor het overmaken van geld aan haar familie en/of ex-schoonfamilie en/of
  • die [slachtoffer 5] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden door haarzelf en/of zijn/hun mededader(s) aan hem/hen en/of aan zijn/hun mededader(s) en/of aan door hem/hen opgegeven familieleden en/of vrienden van hem/hen laten overmaken via money transfers en/of door overboekingen per bank,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 10 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Brussel, in elk geval in België en/of te Nyíregyháza, in elk geval in Hongarije en/of te Zürich, in elk geval in Zwitserland, en/of in Duitsland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • die [slachtoffer 5] (meermalen) (met de auto en/of het vliegtuig en/of de trein) van en/of naar Eindhoven en/of Amsterdam en/of Brussel en/of Zürich en/of Nyíregyháza en/of een of meer andere Europese plaatsen te brengen en/of te vervoeren en/of
  • voor die [slachtoffer 5] (meermalen) huisvesting te regelen en/of te laten regelen (onder meer in een woning in de [adres 3] en/of de [adres 4] te Amsterdam en/of in [hotelnaam] te Zürich) en/of
  • met die [slachtoffer 5] naar Zürich te gaan en/of (aldaar) met die [slachtoffer 5] een werkvergunning aan te vragen en/of met die [slachtoffer 5] in een hotel te verblijven (teneinde die [slachtoffer 5] in de gaten te kunnen houden) en/of
  • die [slachtoffer 5] te helpen bij het vinden van werk in de prostitutie en/of
  • die [slachtoffer 5] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden in de gaten te houden en/of te controleren en/of
  • de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 5] af te pakken en/of aan te nemen en/of door die [slachtoffer 5] aan haar, verdachte, af te laten staan en/of over te laten maken en/of
  • haar, verdachtes, bankrekening te gebruiken en/of ter beschikking te stellen voor het storten en/of overboeken van de verdiensten uit prostitutie van die [slachtoffer 5] ;
(artikel 273f lid 1 sub 1 jo. sub 3 jo. sub 4 jo. sub 6 jo. sub 9 jo lid 2 jo lid 3 jo artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Brussel, in elk geval in België en/of in Nyíregyháza, in elk geval in Hongarije en/of in Zürich, in elk geval in Zwitserland, en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander, te weten [slachtoffer 6]
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 6]
en/of
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 6] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 6] in een ander land, te weten Nederland en/of België en/of Zwitserland en/of Duitsland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 4)
die [slachtoffer 6] (telkens) met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 6]
en/of
(sub 9)
die [slachtoffer 6] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen har, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 6] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(terwijl zij wist dat die [slachtoffer 6] familieproblemen had en/of weggevlucht was van haar partner en/of in een zeer slechte financiële positie verkeerde en/of slechts de Hongaarse taal sprak)
  • die [slachtoffer 6] verteld dat zij in Amsterdam in de prostitutie kon gaan werken en/of (op verzoek van die [slachtoffer 6] ) geregeld dat die [slachtoffer 6] in Amsterdam in de prostitutie kon gaan werken en/of tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat het mogelijk is dat zij in Amsterdam per dag € 1.000,- zou kunnen verdienen en/of
  • die [slachtoffer 6] (in strijd met de waarheid) gezegd en/of in het vooruitzicht gesteld dat zij 50% van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden zelf mocht houden en/of dat zij 50% van haar inkomsten aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af moest staan (in ruil voor het regelen van werk voor die [slachtoffer 6] ) en/of
  • die [slachtoffer 6] (meermalen) (met de auto en/of met het vliegtuig) naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Zwitserland gebracht en/of laten brengen, teneinde in die [slachtoffer 6] de prostitutie te laten werken en/of (meermalen) de reis voor de [slachtoffer 6] geregeld en/of de reiskosten voor die [slachtoffer 6] betaald (waardoor die [slachtoffer 6] een schuld opbouwde bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of
  • die [slachtoffer 6] gehuisvest in een woning (op het adres [adres 5] en/of [adres 3] ) in Amsterdam en/of een hotel ( [hotelnaam] ) in Zürich en/of
  • die [slachtoffer 6] onder druk gezet en/of (vervolgens) (een groot deel van) haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden afgepakt en/of afgenomen en/of aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 6] geïnstrueerd haar, verdachte, en/of haar mededader(s) na elke klant te bellen en/of (gecodeerd) door te geven hoeveel geld zij had verdiend en/of
  • (meermalen) tegen die [slachtoffer 6] geschreeuwd, (onder meer) indien zij te weinig verdiende in de prostitutie (waardoor zij haar, verdachte, en/of haar mededader(s) niet durfde tegen te spreken) en/of
  • (toen die [slachtoffer 6] haar, verdachte, en/of haar mededader(s) vertelde dat zij naar huis wilde gaan naar haar kinderen) tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat zij een schuld had bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) en/of dat zij die schuld eerst moest afbetalen voordat zij haar kinderen mocht zien en/of
  • die [slachtoffer 6] verkocht en/of doorgegeven aan haar, verdachtes, zoon [betrokkene C] (teneinde voor die [betrokkene C] in de prostitutie te gaan werken);
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 1 maart 2008 en van 4 december 2008 tot en met 31 december 2010 te Nyíregyháza, althans in Hongarije en/of te Alkmaar en/of Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Canada, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] )
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(lid 1 sub 1)
en/of
een ander, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] ) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
(lid 1 sub 2)
en/of
voornoemde [slachtoffer 2] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
(lid 1 sub 3)
en/of
voornoemde [slachtoffer 2] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutie- en/of escortwerkzaamheden)
dan wel
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutie- en/of escortwerkzaamheden)
(lid 1 sub 4)
en/of
ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
(sub 5)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(lid 1 sub 6)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
(lid 1 sub 8)
en/of
die [slachtoffer 2] met één of meer van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen haar, verdachte, en/of (één of meer van) haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde,
(lid 1 sub 9)
immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(terwijl zij wist dat die [slachtoffer 2] geen moeder meer had en/of diens vader alcoholist was en/of die [slachtoffer 2] geen stabiele thuissituatie had en/of geen geld had om van te leven en/of dat die [slachtoffer 2] een heel klein sociaal netwerk had en/of dat die [slachtoffer 2] verliefd was op zijn, verdachtes (stief)zoon en/of bevriend was met haar, verdachtes, dochter)
  • die [slachtoffer 2] opgenomen in haar, verdachtes, gezin, althans die [slachtoffer 2] het gevoel gegeven dat zij in haar, verdachtes, en/of haar mededader(s)’gezin werd opgenomen en/of
  • voor die [slachtoffer 2] (meermalen) onderdak geregeld en/of die [slachtoffer 2] onderdak verschaft en/of met die [slachtoffer 2] samengewoond en/of
  • die [slachtoffer 2] gedwongen en/of bewogen als prostituee te gaan werken en/of te blijven werken en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij geld moest gaan verdienen en/of
  • die [slachtoffer 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 2] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden laten houden en/of
  • de werktijden (nachten en soms dag en nacht achter elkaar) en/of werkdagen van die [slachtoffer 2] bepaald en/of tegen haar gezegd dat zij per dag (minimaal) 50.000 à 60.000 HUF moest verdienen en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) meegenomen en/of vervoerd naar Nederland en/of in Nederland een prostitutiekamer voor haar geregeld en/of laten regelen en/of haar als prostituee achter een raam laten werken en/of
  • die [slachtoffer 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden (telkens) afgepakt en/of aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) af laten staan en/of
  • die [slachtoffer 2] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden laten houden en/of
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat zij, verdachte, en/of haar familie haar verdiensten voor haar zouden sparen voor een eigen huis en/of
  • die [slachtoffer 2] (meermalen) mishandeld, onder meer door met haar vlakke hand en/of met haar vuist in het gezicht/ op het hoofd en/of op het lichaam te slaan en/of
  • voor die [slachtoffer 2] een paspoort geregeld (zodat die [slachtoffer 2] in Nederland kon gaan werken) en/of
  • voor die [slachtoffer 2] (meermalen) de reis naar Nederland betaald en/of die [slachtoffer 2] (meermalen) vanuit Hongarije meegenomen en/of vervoerd naar Nederland om die [slachtoffer 2] in Nederland in de prostitutie te laten werken en/of
  • die [slachtoffer 2] tijdens/ bij haar werkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren, (onder meer door die [slachtoffer 2] een lijst met klanten op te laten maken en/of die lijst aan het eind van de dag aan verdachte en/of zijn mededader(s) te laten overhandigen en/of zich via de telefoon op de hoogte te stellen van het aantal klanten die die [slachtoffer 2] had gehad en/of telefonisch (schreeuwend) die [slachtoffer 2] opdracht te geven meer klanten binnen te halen) en/of
  • de werktijden (van 12.00 uur tot 05.00) en/of werkdagen (7 dagen per week) van die [slachtoffer 2] bepaald en/of tegen haar gezegd dat zij per dag € 800,- tot € 1.000,- euro moest verdienen en/of
  • die [slachtoffer 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en/of aan haar mededader(s) en/of aan door haar opgegeven familieleden en/of vrienden van haar, verdachte, laten overmaken via money transfers en/of aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s) te overhandigen;
(artikel 273f lid 1 sub 1 jo. sub 2 jo. sub 3 jo. sub 4 jo. sub 5 jo sub 6 jo. sub 8 jo sub 9 jo lid 2 jo lid 3 sub 1 jo sub 3 van het Wetboek van Strafrecht)
4.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 10 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Hongarije, en/of in België en/of in Duitsland en/of in Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of van die geldbedragen en/of voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl zij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
(artikel 420bis/420ter jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnissen waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zullen worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewezenverklaringen en andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak van de in zaak 13Shogun onder 1 ten laste gelegde de mensenhandel ten aanzien van[slachtoffer 4]
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] gevorderd, voor zover in hoger beroep aan de orde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] , op gronden als nader verwoord in haar pleitnota.
Het oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De verdachte wordt verweten dat zij zich – kort gezegd – tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [slachtoffer 4] . In de tenlastelegging, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zijn de verschillende vormen van mensenhandel toegespitst op het in artikel 273f, eerste lid, sub 1, sub 3 en sub 4 Sr bepaalde.
Voor een bewezenverklaring van een tenlastelegging die is geënt op artikel 273f, eerste lid, subs 1, 3 en 4 Sr is vereist dat komt vast te staan dat sprake is van uitbuiting en dat de verdachte daarop het oogmerk heeft gehad.
Hoewel niet ter discussie staat dat [slachtoffer 4] in de ten laste gelegde periode in de prostitutie werkzaam is geweest, acht het hof op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat bij die tewerkstelling als prostituee sprake is geweest van dwang. Dat sprake is geweest van een gedwongen tewerkstelling wordt door [slachtoffer 4] zelf ontkend. Ook overigens blijkt dit niet, althans onvoldoende, uit het dossier. De door de verdachte gevoerde telefoongesprekken acht het hof daarvoor onvoldoende.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat [slachtoffer 4] is uitgebuit en dat de verdachte daarbij betrokken is geweest. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde betreffende de mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] .

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Inleidende overweging
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is bij prostitutie sprake van een uitbuitingssituatie, indien de betrokken prostituee in situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren (HR 5 februari 2002, LJN:AD5235). Mondig betekent dat de prostituee zelfstandig kan bepalen of en wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat de prostituee zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk. Uitbuiting veronderstelt wel altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat ten aanzien van de in de bewezenverklaring genoemde vrouwen sprake is van door de verdachte en zijn mededaders – door gebruikmaking van dwangmiddelen – met dwang doen uitvoeren van prostitutiewerkzaamheden door de genoemde vrouwen. Van een situatie waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren, was aldus door handelen van de verdachte en zijn mededaders in het geheel geen sprake.
Het oogmerk van uitbuiting acht het hof daarom ten aanzien van alle in de bewezenverklaring genoemde vrouwen bewezen.
Uitgangspunt bij de bewijswaardering
Ten aanzien van het bewijs van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, Sv geldt voor de gehele tenlastelegging, niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144). Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van één bewijsmiddel een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging wordt bewezen, indien dat bewijsmiddel niet op zichzelf staat.
Voorts is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een middel als bedoeld in artikel 273f Sr gekeken naar de bewezen verklaarde feitelijke gedragingen in onderlinge samenhang. Dat sprake is van een middel is dus niet uitsluitend rechtstreeks afgeleid uit individuele in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat [slachtoffer 2] een groot aantal verklaringen heeft afgelegd en daarin een forse draai heeft gemaakt in de periode gelegen tussen haar eerste verdachtenverhoren in december 2008 en haar uiteindelijke verklaring als verdachte ter terechtzitting van de rechtbank in september 2016. De verwerping door de rechtbank van het verweer dat haar belastende verklaring over de verdachte onbetrouwbaar is en niet gebruikt kan worden voor het bewijs is enerzijds wel te begrijpen, omdat de verklaringen die [slachtoffer 2] aanvankelijk als verdachte heeft afgelegd inderdaad niet passen in het beeld dat uit taps en observaties naar voren is gekomen. Anderzijds heeft de rechtbank “wel heel gemakkelijk” de meest belastende verklaringen van [slachtoffer 2] voor het bewijs gebezigd, omdat deze wel overeen zouden komen met de tapgesprekken. [slachtoffer 2] beschikte immers als verdachte over het gehele dossier en heeft de gelegenheid gehad om haar versie van haar relatie met de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] om te vormen tot een relatie die precies past in het klassieke beeld van uitbuiting. Aanvankelijk verklaarde [slachtoffer 2] over de verdachte niet alleen dat zij haar aardig vindt, maar ook dat zij van haar houdt en dat dit wederzijds is. Er zijn verder in het dossier ook aanwijzingen te vinden dat [slachtoffer 2] zich onderdeel heeft gevoeld van “de familie”. Pas later verandert dit perspectief en krijgt ze het gevoel dat zij is gemanipuleerd en misbruikt. De rechtbank heeft geen acht geslagen op de inconsistenties en aanpassingen die de verklaring van [slachtoffer 2] in de loop der tijd heeft ondergaan en heeft zich geen rekenschap gegeven van het feit dat zij een duidelijk eigen belang heeft in deze. De enorme belastingclaim die was opgelegd is kwijtgescholden door de Belastingdienst voor de periode die zij heeft aangegeven uitgebuit te zijn en zij is door het hof in haar eigen strafzaak op 8 februari 2021 integraal vrijgesproken.
In de verklaringen van [betrokkene B] en [broer slachtoffer 2] heeft de rechtbank ten onrechte steunbewijs gezien, nu deze verklaringen nagenoeg alleen bestaan uit informatie die de getuigen veel later van [slachtoffer 2] zelf hebben vernomen.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in de kern verwezen naar de beslissingen zoals opgenomen in de vonnissen van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
De overwegingen van het hof
Op 15 oktober 2008 ontvangt de politie informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid dat [slachtoffer 2] op de Amsterdamse Wallen zou worden uitgebuit in de prostitutie (dossier Shogun, p. 29-30). Vanaf 16 oktober 2008 wordt de telefoon van [slachtoffer 2] afgeluisterd. [1] Hieronder worden enkele van de vele gesprekken beschreven.
Op 16 oktober 2008 wordt [slachtoffer 2] gebeld door [medeverdachte B] , die zij “ [roepnaam medeverdachte B] ” noemt in het gesprek:
“NNvrouw (hof: [slachtoffer 2] ): Hallo.
NNman (hof: [medeverdachte B] ): Hoe staan de zaken?
NNvrouw: Twee.
M: Twee? Wanneer ben je begonnen?
V: Ik ben na [betrokkene D] gekomen.
M: Hoe laat was dat?
V: Niet zo lang geleden.
M: Je moet beter je best doen. Je zoekt altijd uitvluchten, [roepnaam slachtoffer 2] .” [2]
Op 23 oktober 2008 belt [slachtoffer 2] naar een vrouw die zij “moeder” noemt (hof: [verdachte] ):
“ [roepnaam slachtoffer 2] : heb jij met [roepnaam dochter verdachte] gesproken? We willen in januari naar Parijs voor drie dagen.
Moeder: ja, goed, dat zullen we bespreken.
[roepnaam slachtoffer 2] : januari is toch een slechte maand, mag ik dan vrij hebben? Ik wil dan extra werken, en zo regelendie dagen.” [3]
In een ander gesprek van 23 oktober 2008 vraagt [slachtoffer 2] aan “ [roepnaam medeverdachte B] ”, omdat [roepnaam verdachte] (hof: [verdachte] ) niet thuis is, of ze een mooi jasje dat ze heeft gezien mag kopen. “ [roepnaam medeverdachte B] ” zegt op het eind van het gesprek, dat ze heel erg hard moet werken, alles erin, niet nog een keer 200 en nog wat, niet stoppen onder de 800! [4]
Op 8 november 2008 wordt [slachtoffer 2] gebeld door “ [roepnaam medeverdachte B] ”:
“Samenvatting: [roepnaam medeverdachte B] vraagt [roepnaam slachtoffer 2] om als ze klaar is op te schieten en gaan werken. Ze moet doen alleen maar wat [roepnaam medeverdachte B] zegt. Ze moeten niet zo een grote smoel hebben, dat is de reden dat ze geen kamer krijgen. Het is al half twee, opschieten. [roepnaam medeverdachte B] zegt ook dat ze enorm dom zijn net varkens, en daarom worden ze uitgestoten.” [5]
Op 10 november 2008 wordt [slachtoffer 2] gebeld door “ [afkorting roepnaam verdachte] ” (hof: [verdachte] ):
“ [afkorting roepnaam verdachte] : En, hoeveel heb je?
A: 150.
[afkorting roepnaam verdachte] : En die andere, [slachtoffer 1] (hof: [slachtoffer 1] )?
A: 80.
[afkorting roepnaam verdachte] : Geef me die griet. [slachtoffer 1] , je moet op snelheid komen, je moet met zo'n 7-800 naar huis komen, anders krijg je ook van mij een shock.” [6]
Op 11 november 2008 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [slachtoffer 2] en “ [afkorting roepnaam verdachte] ”:
“A: Ik heb 620, mogen we thuiskomen? Er is niemand meer.
[afkorting roepnaam verdachte] : [roepnaam slachtoffer 3] ?
A: Die weet ik niet. [slachtoffer 1] heeft 500 nog wat. Gaan jullie ook naar huis? Vraag [slachtoffer 1] maar hoeveel [roepnaam slachtoffer 3] heeft.
[afkorting roepnaam verdachte] : Volgens mij stelt [roepnaam slachtoffer 3] niks voor. [slachtoffer 1] moet ook minstens 620 hebben, anders mag ze niet komen. Maar ze mag ook 700 maken. Gisteren heeft ze niets gepresteerd.
A: Ok, doei.” [7]
Op 3 december 2008 vindt het volgende gesprek plaats tussen [slachtoffer 2] , “ [afkorting roepnaam verdachte] ” en “ [roepnaam medeverdachte B] ” naar aanleiding van door [slachtoffer 2] op hun verzoek gekochte vliegtickets:
“ [afkorting roepnaam verdachte] : Wat hebben de tickets gekost?
A: Die van ons 420 per persoon, die van [betrokkene C] 300 nog wat.
[afkorting roepnaam verdachte] : Nog een keer? 420 voor een ticket? [ze geeft het door aan [roepnaam medeverdachte B] op de achtergrond]
A: Ik zal het je heel precies zeggen... 411 euro 30 cent.
[afkorting roepnaam verdachte] : Maar [roepnaam slachtoffer 2] , ik had je toch gezegd om me te bellen? Ben je je verstand kwijt? Voor dit geld had ik jullie komen ophalen met de auto!
J: [heel boos, vloekend] [roepnaam slachtoffer 2] , waarom bel je niet in zo'n geval? Hoe vaak moet het je gezegd worden?
[schreeuwt] Hoe vaak heb ik je gezegd om niet met die kankerkop van jou te denken? Hoe vaak? Hoor je me?
[tegen [roepnaam verdachte] ] Nu kan ze alleen maar zwijgen.
[tegen [roepnaam slachtoffer 2] weer] [roepnaam slachtoffer 2] !
A: Ik ben er.
J: En waarom zeg je niks, God moge je laten creperen! Waarom, verrot wijf? Kijk nou. Waarom heb je niet doorgebeld hoeveel het kost?
A: Wat moet ik zeggen? Ik dacht dat ik tickets moest kopen ...
J: Je had toch moeten bellen, ga toch creperen! Heb je lulvocht in je hoofd? Ben je voor mij aan het denken?
A: [huilend] Nee, ik denk niet voor jou.
J: Waarom neem je dan beslissingen in mijn plaats? Vandaag al vijf keer?
[op de achtergrond [roepnaam verdachte] : ook de ticket van [betrokkene C] ...] Ga jij bepalen wanneer [betrokkene C] reist, morgen of overmorgen, of met het toestel van 6 uur ...
A: Ik beslis dat niet voor [betrokkene C] ...
J: Jawel, heb je gedaan. Wat had [roepnaam verdachte] je gezegd?
A: Dat ik tickets moest kopen.
J: En je was te laat weggegaan en zei toen van geeft niks, dan neemt hij een later toestel. Wie ben jij
om zulke beslissingen te nemen? Ik vraag je wat, ik wil een antwoord!
A: Niemand.
J: Waarom doe je het dan? Jij bepaalt wie wanneer gaat werken ...
A: Dat doe ik niet!
J: Waarom zeg je dan tegen [slachtoffer 1] dat ze op je moet wachten?
A: Ze hoefde alleen maar te wachten om te vertrekken ...
J: [roepnaam slachtoffer 2] , maar waarom beslis jij daarover? Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat jij dat niet moest doen? Om niet te krijgen wat nu aan de hand is! Je moest bij alles eerst ons vragen! Waarom koop je tickets voor 400 euro?
[ [roepnaam verdachte] op de achtergrond]: Ze heeft de retourvlucht voor de 5e!
[ [roepnaam medeverdachte B] weer]: Nou, zeg het eens? Ben jij geen beslissingen voor mij aan het nemen?
A: Nee, ik heb geen beslissingen voor je genomen.
J: Jawel, nu net voor de derde keer! Hoe vaak heb ik het je uitgelegd? Hoe vaak? Ik ga je smoel ombouwen! Je moet ons bellen! Waarom doe je dat niet? Waarom geef je geen belletje? Je moet nu niet staan huilen, [roepnaam slachtoffer 2] , want je boft dat ik er niet ben! Ik zou nu je beide hoerenoogjes uitsteken! [roepnaam slachtoffer 2] , waarom heb je niet gebeld?
A: [huilend] Ik dacht dat ik tickets moest kopen. Laatst zei je ook dat ik naar het vliegveld moest ...
J: Ja, maar ik bepaal wel of je tickets voor 400 of voor 200 moet kopen! Niet jij! Hoe vaak heb ik je
gezegd? Je moet de tickets wel kopen, niet tegen elke prijs! Jij kunt niet denken, daarom denk ik! Toch? Hoeveel heb je totaal betaald?
A: Drie keer 411 euro, en voor de ticket van [betrokkene C] 300 nog wat ...
J: Zie je wel, analfabeet, je weet al weer niet hoeveel je uitgegeven hebt! Wat heb je in totaal uitgegeven, vraag ik!
A: Drie keer 411 euro, dat is twaalfhonderd ...
J: [erg boos] Niet jezelf blijven herhalen, kun je het nog niet eens bij elkaar optellen, analfabeet?
A: 1.233 euro, plus 380 euro?
J: 1.600 euro ongeveer, ja? Ik wil het heel precies weten, bij elkaar opgeteld. Stuur het maar door.
Niet apart, maar alles bij elkaar, die van [betrokkene C] inclusief. Die 1.800 nog wat is met of zonder [betrokkene C] ?
A: Dat is met [betrokkene C] . Dat heb ik geschreven.
J: Niet. Wat ben je nu aan het doen?
A: Ik sta al op mijn plek.
J: Ja, ben je al begonnen? Want gisteren heb je niet gewerkt en je kunt niet uit dat meurende bed van jou opstaan. Wacht maar dat je thuiskomt, ik zeg het niet meer. Alleen al voor wat je vandaag hebt gedaan, krijg je... ik zeg het niet meer. Ga maar, draaien, en niet huilen...! O, wat bof je dat ik er niet ben!” [8]
Op 3 december 2008 wordt [slachtoffer 2] als verdachte van mensenhandel aangehouden. De medeverdachte [medeverdachte A] , de medeverdachte [medeverdachte B] en de verdachte zijn eerst later in Hongarije aangehouden. In haar verdachtenverhoor van 3 december 2008 heeft [slachtoffer 2] - kort samengevat - verklaard dat zij voor zichzelf werkt en alles zelf regelt en dat zij niets gaat verklaren waardoor zij of een ander de gevangenis in moet. [9] Op 4 december 2008 verklaart zij dat zij de verdachte kent omdat deze laatste in Nederland heeft gewerkt, dat ze soms met elkaar praten en op de vraag of zij de verdachte aardig vindt zegt ze van wel en dat [verdachte] van haar houdt. Ze verklaart desgevraagd ook van de verdachte te houden [10] .
Op 4 maart 2015 is [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris als getuige gehoord in de strafzaken van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte B] en de medeverdachte [medeverdachte A] in het kader van het in 2014 gestarte onderzoek Overloon, betreffende uitbuiting in de prostitutie door voornoemde verdachten van [slachtoffer 5] . Vanaf dat moment heeft [slachtoffer 2] in diverse verklaringen (bij de politie, de rechter-commissaris en als verdachte ter terechtzitting bij de rechtbank) belastend over de verdachten verklaard. Zij heeft ook aangifte tegen hen gedaan.
Kort samengevat heeft zij verklaard dat zij jarenlang is uitgebuit in de prostitutie door de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte B] en de medeverdachte [medeverdachte A] . Na haar vrijlating uit voorlopige hechtenis in maart 2009 is zij terug gegaan naar de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] en heeft wederom voor hen in de prostitutie gewerkt. In 2010 ontmoette ze haar toenmalige vriend, [betrokkene B] . Eind 2010 is zij met ondersteuning van [betrokkene B] bij de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] weggegaan en met hem samen gaan wonen.
Het hof acht de belastende verklaringen die [slachtoffer 2] vanaf 4 maart 2015 over de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte A] heeft afgelegd consistent, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen die [slachtoffer 2] aanvankelijk als verdachte bij de politie heeft afgelegd zijn evident niet in overeenstemming met de inhoud van de tapgesprekken, waarvan hier een paar voorbeelden zijn gegeven. Deze eerste verklaringen zijn erop gericht de verdachten, onder wiens invloed zij toen nog stond, en ook zichzelf, niet te belasten. Er is naar het oordeel van het hof geen sprake van een latere inkleuring door [slachtoffer 2] van de relatie met de verdachten. Integendeel, [slachtoffer 2] heeft op een later moment, toen zij zich aan de invloed van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] had onttrokken, alsnog verklaard hoe de feitelijk situatie werkelijk was. Uit deze latere verklaringen volgt hoe ze bij de verdachten terecht is gekomen, hoe ze in zekere zin onderdeel van de familie is gaan uitmaken, hoe zij door hen is uitgebuit, hoe zij zelf ook een rol kreeg bij onder meer het innen en overmaken van het geld dat door de andere vrouwen werd verdiend en hoe zij uiteindelijk bij de verdachten heeft kunnen wegkomen. Deze belastende verklaringen van [slachtoffer 2] , waarin zij ook zichzelf belast, hetgeen zij niet eerder had gedaan, vinden verankering in diverse andere bewijsmiddelen. Allereerst zijn dat de al genoemde tapgesprekken. Verder zijn dit de bevindingen met betrekking tot de moneytransfers en ook worden haar verklaringen bevestigd door de verklaringen van haar jongere broer [broer slachtoffer 2] en [betrokkene B] . Het hof volgt de verdediging niet in haar stelling dat deze getuigen slechts hebben verklaard wat zij van [slachtoffer 2] hebben gehoord. [betrokkene B] heeft verklaard dat hij getuige is geweest van gesprekken tussen de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte B] en [slachtoffer 2] , die erover gingen dat zij moest werken en zich niet met andere dingen moest bezighouden. [broer slachtoffer 2] heeft uit eigen wetenschap over de achtergrond van [slachtoffer 2] verklaard en over het feit dat zij, toen zij nadat zij een relatie met [betrokkene B] had gekregen een periode terug in Hongarije was, met de telefoon van [broer slachtoffer 2] contact met [betrokkene B] onderhield omdat haar telefoon was afgenomen.
Conclusie
De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van de in zaak 13Overloon onder 3 ten laste gelegde uitbuiting van [slachtoffer 2]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde pleegplaats Alkmaar ten aanzien van de mensenhandel betreffende [slachtoffer 2] . Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat uitsluitend [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in Alkmaar is uitgebuit en dat steunbewijs hiervoor ontbreekt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in de kern verwezen naar de beslissingen zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
Het oordeel van het hof
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging. Zoals hiervoor reeds onder de overweging ‘Uitgangspunt bij de bewijswaardering’ is uiteengezet, behoeft niet ieder onderdeel van de tenlastelegging een dubbele bevestiging. Dit geldt eveneens voor de pleegplaats Alkmaar. De op dit punt afgelegde verklaringen van [slachtoffer 2] volstaan dan ook. Zoals hiervoor overwogen heeft het hof geen aanleiding aan haar verklaringen te twijfelen.
Ten aanzien van de in zaak 13Shogun onder 1 ten laste gelegde uitbuiting van [slachtoffer 1]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde medeplegen van uitbuiting van [slachtoffer 1] . Als uitbuiting al bewezen kan worden verklaard, dan heeft alleen de medeverdachte [medeverdachte A] hierin een substantieel aandeel gehad. De verdachte heeft geen intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de uitbuiting van [slachtoffer 1] door de medeverdachte [medeverdachte A] , zodat geen sprake is van medeplegen.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in de kern verwezen naar de beslissingen zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
Het oordeel van het hof
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte A] bij de uitbuiting van [slachtoffer 1] een hoofdrol heeft gespeeld en dat ook de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] bij deze uitbuiting een rol hebben gespeeld. Zo zegt de verdachte in een gesprek van 8 november 2008 tegen [slachtoffer 1] dat ze ‘op moet schieten, in 40 ook alles aannemen. Ze moest er al een gehad hebben’. In een gesprek van 10 november 2008 zegt zij tegen haar: “ [slachtoffer 1] . Je moet op snelheid komen, je moet met zo’n 7-800 naar huis komen, anders krijg je ook van mij een shock”. In sms-berichten van 18 en 20 november 2008 geeft [slachtoffer 2] de verdiensten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en haarzelf door aan de verdachte. In een gesprek van 9 november 2008 vraagt de medeverdachte [medeverdachte B] aan [slachtoffer 1] : “Hoe sta je? Kom op [slachtoffer 1] , doe je best. Zal je een kamer hebben voor vanavond?” Op 10 november 2008 belt de medeverdachte [medeverdachte B] [slachtoffer 1] en vraagt: “Waarom zijn jullie onbereikbaar, [slachtoffer 1] ? Ik ben je constant aan het bellen. O, mijn God, [slachtoffer 1] toch…! Ok, heeft [roepnaam slachtoffer 2] ook een raam? Waar is [roepnaam slachtoffer 2] ?”. Vervolgens komt [slachtoffer 2] aan de telefoon en informeert de medeverdachte [medeverdachte B] ‘hoe zij staat’. Dan klinkt de verdachte op de achtergrond die vraagt: “Hoe staat [slachtoffer 1] ?”, waarop de medeverdachte [medeverdachte B] vraagt: “En [slachtoffer 1] ?”.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de verdiensten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en zichzelf doorgaf aan de verdachte en dat [slachtoffer 1] dat zelf ook wel eens deed. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hun werktijden voor hen bepaald werden en dat zij daarom aan de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] moesten doorgeven hoe laat ze stopten met werken. Wat het afstaan van geld betreft, lag het eraan wie er in Nederland was: de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte B] , de medeverdachte [medeverdachte A] of [dochter verdachte] . Zij inden het geld als ze in Nederland waren. Er was één pot met de verdiensten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en haarzelf. Zowel de medeverdachte [medeverdachte A] als de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] hebben van tevoren gezegd hoeveel geld ze van iedereen wilden hebben. Het geld van [slachtoffer 1] ging naar de medeverdachte [medeverdachte A] . Soms stuurde zij een bedrag in één keer, dan wisten zij waarschijnlijk van elkaar wel bedrag voor wie bestemd was.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte “soms wel en soms niet” tegen haar heeft gezegd wat zij zou moeten verdienen. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] soms een leidende rol hadden en dat zij geld van haar wilden.
Gelet op het voorgaande is de rol van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] naar het oordeel van het hof dusdanig dat zij als medeplegers kunnen worden aangemerkt ten aanzien van de mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] . Er is sprake geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, namelijk een structurele en systematische samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] met de medeverdachte [medeverdachte A] , waarbij zij allen bekend waren met de gang van zaken, en de belangen en doelen (direct of indirect) identiek waren.
Ten aanzien van de in zaak 13Overloon onder 1 ten laste gelegde uitbuiting van [slachtoffer 5]
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] , op gronden als nader verwoord in haar pleitnota.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde betreffende het medeplegen van en de medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] gevorderd en heeft daartoe betoogd dat zij zich kan vinden in de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank en de gronden waarop deze berust.
Het oordeel van het hof
De verdachte wordt verweten dat zij zich – kort gezegd – tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [slachtoffer 5] en/of dat zij daaraan medeplichtig is geweest. In de tenlastelegging zijn de verschillende vormen van mensenhandel toegespitst op het in artikel 273f, eerste lid, sub 1, sub 3, sub 4, sub 6 en sub 9 Sr.
Het hof overweegt als volgt.
Pleegplaatsen
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat [slachtoffer 5] in de zomer van 2011 in contact kwam met de medeverdachte [medeverdachte A] en zijn partner [betrokkene A] . Aan [slachtoffer 5] , die toen net een kind had gekregen en in een financieel lastige positie verkeerde, werd voorgespiegeld dat zij in Amsterdam veel geld in de prostitutie kon verdienen, en dat zij de helft van haar verdiensten mocht houden.
Vanaf augustus 2011 is [slachtoffer 5] in Amsterdam in de prostitutie gaan werken. Na enkele maanden ontstond een relatie met de medeverdachte [medeverdachte A] . Tegelijkertijd behield de medeverdachte [medeverdachte A] zijn relatie met [betrokkene A] . [slachtoffer 5] heeft vanaf haar aankomst in Nederland (een groot deel van) haar verdiensten afgestaan aan de medeverdachte [medeverdachte A] . [slachtoffer 5] moest toestemming vragen om geld te sturen naar haar (ex-schoon)familie in Hongarije.
Deze gang van zaken heeft zich gedurende een aantal jaren voortgezet. Nadat [slachtoffer 5] eind 2011 een aantal maanden in Zürich in de prostitutie had gewerkt samen met de verdachte, is zij teruggekeerd naar Amsterdam om daar tot en met februari 2015 in de prostitutie te werken. Uit het dossier blijkt dat gedurende de gehele periode geldbedragen via bankrekeningen en Western Union zijn overgemaakt naar de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte B] en aan hen gelieerde personen in Hongarije.
Ten aanzien van de verdachte kan een onderscheid gemaakt worden wat betreft haar betrokkenheid bij de uitbuiting van [slachtoffer 5] in Nederland en de uitbuiting in Zürich.
Nederland
Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte in de hoedanigheid van medepleger dan wel van medeplichtige betrokken is geweest bij de uitbuiting van [slachtoffer 5] als bedoeld in sub 1, sub 3, sub 4 en sub 9 van artikel 273f Sr. De verdachte dient daarom in zoverre te worden vrijgesproken.
Dit geldt niet voor het onderdeel sub 6 van artikel 273f Sr. Hoewel de verdachte bij de uitbuiting van [slachtoffer 5] in Nederland als gezegd geen hoofdrol heeft gespeeld, volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder uit het financiële onderzoek, dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 5] . De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] hebben blijkens de moneytransfers immers voordeel genoten en wisten dat [slachtoffer 5] werd uitgebuit door de zoon van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte A] , onder wie zij als prostituee werkte. Daarnaast heeft de medeverdachte [medeverdachte B] zijn bankrekeningnummer gegeven aan [slachtoffer 5] , waarop zij haar verdiensten kon overmaken. Het hof kwalificeert deze handeling, anders dan de verdediging, als medeplegen. De kern van het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting is immers het ter beschikking stellen van een bankrekening waarop de verdiensten kunnen worden gestort, terwijl deze handeling betrekking heeft op het door de verdachte zelf gepleegde misdrijf en niet op een door een ander gepleegd misdrijf, zoals het geval is bij medeplichtigheid.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat de verdachte op een zodanige wijze met de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte A] heeft samengewerkt ten aanzien van het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 5] in Nederland, dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een dusdanige bijdrage aan het delict dat sprake is van medeplegen.
Zürich
Middelen
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich jegens [slachtoffer 5] bediend van de onder artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr genoemde middelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Bij misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht gaat het om een geobjectiveerd bestanddeel waardoor bescherming wordt geboden aan hen die in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn. Het hof neemt als uitgangspunt dat aan dit bestanddeel is voldaan indien de prostituee verkeert of komt te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een ‘mondige prostituee’ in Nederland pleegt te verkeren.
In de onderhavige zaak is naar het oordeel van het hof van deze situatie sprake geweest. Een eerste omstandigheid is dat [slachtoffer 5] zodanig verliefd was op de medeverdachte [medeverdachte A] dat zij zich door deze relatie in een afhankelijkheidsrelatie bevond ten opzichte van de verdachte, zijnde de moeder van de medeverdachte [medeverdachte A] , en daardoor kennelijk bereid was naar haar uitdrukkelijke wens te (blijven) werken in de prostitutie, het door haar verdiende geld aan haar af te staan en door haar te laten beheren. Een tweede omstandigheid is dat [slachtoffer 5] toestemming van de verdachte moest vragen om geld naar haar (ex-schoon)familie in Hongarije te sturen.
Een derde omstandigheid is dat de verdachte, in tegenstelling tot [slachtoffer 5] , reeds langere rijd bekend in de wereld van de prostitutie en samen met haar in Zürich een vergunning voor straatprostitutie heeft aangevraagd. Zij hebben samen verbleven in [hotelnaam] te Zürich, waarbij [slachtoffer 5] het grootste deel van haar verdiensten afgaf aan de verdachte.
Een vierde omstandigheid is dat [slachtoffer 5] op jonge leeftijd moeder was geworden, in een slechte financiële positie verkeerde en niet meer bij haar eigen familie terechtkon en dus een klein sociaal netwerk had.
Deze omstandigheden tezamen leveren een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op, waaraan [slachtoffer 5] geen weerstand kon bieden. De verdachte was op de hoogte van het overwicht dat de medeverdachte [medeverdachte A] op haar had en heeft daar misbruik van gemaakt.
Misbruik van een kwetsbare positie
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. De keuzemogelijkheden voor het slachtoffer ontbreken of zijn verminderd. Ook hiervan is naar het oordeel van het hof sprake geweest. [slachtoffer 5] was verliefd op de zoon van de verdachte en wilde een toekomst met hem opbouwen. Ook de omstandigheden dat zij op jonge leeftijd moeder is geworden, in een slechte financiële situatie verkeerde en bij haar eigen familie niet terechtkon en dus een klein sociaal netwerk had, dragen bij aan het oordeel dat [slachtoffer 5] zich in een kwetsbare positie bevond ten aanzien van de verdachte en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Handelingen
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen tevens volgt dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 5] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
Oogmerk van uitbuiting
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. In relatie tot de seksindustrie spreken de wetgever en de Hoge Raad van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting is bewezen en dat [slachtoffer 5] in een uitbuitingssituatie verkeerde. Zoals hiervoor is overwogen, kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat de verdachte door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 5] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest, haar door die middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden en haar daardoor heeft bewogen de verdachte te bevoordelen uit de opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden. Van omstandigheden vergelijkbaar met de situatie waarin een mondige prostituee verkeert, is dus geen sprake.
Naar het oordeel van het hof verkeerde [slachtoffer 5] in een uitbuitingssituatie. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de aard van de werkzaamheden, te weten: prostitutie, het feit dat er sprake is van een afhankelijkheidssituatie en het ontbreken van onderdak, een ongelijkwaardige relatie met de zoon van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte A] , een 50/50-verdelingsafspraak en het feit dat zij vrijwel niets van haar verdiensten heeft overgehouden. [slachtoffer 5] moest toestemming vragen om geld te sturen naar haar (ex-schoon)familie en kon zelf dus niet vrijelijk over haar geld beschikken.
Dat de verdachte het oogmerk op uitbuiting had bij het vervoeren, overbrengen en huisvesten van [slachtoffer 5] volgt uit de omstandigheid dat zij degene was die [slachtoffer 5] naar Zwitserland heeft gebracht, een werkvergunning voor haar heeft aangevraagd en haar, in het hotel waar zij ook verbleef, prostitutiewerkzaamheden liet verrichten, met de wetenschap dat zij werd uitgebuit. Voorts volgt dit uit de omstandigheid dat in ieder geval de bedoeling was dat de verdachte hier ook geld voor zou krijgen, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen.
Medeplegen
Bij de beantwoording van de vraag wanneer de samenwerking tussen de verdachte en mededaders zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken moeten de concrete omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen – bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" – een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich
niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Toegepast op deze zaak komt het hof tot de volgende beoordeling.
Ten aanzien van de samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte A] gedurende de periode in Zwitserland leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 5] uitsluitend onder de verdachte in Zwitserland heeft gewerkt; van enige bijdrage aan haar uitbuiting van de medeverdachte [medeverdachte B] of de medeverdachte [medeverdachte A] is niet gebleken.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte van het medeplegen in de periode in Zürich dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 ten laste gelegde en het in de zaak 13Overloon onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak 13Shogun
1.
ten aanzien van [slachtoffer 1]
zij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 te Amsterdam en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1]
(sub 1)
door dwang en andere feitelijkheden heeft gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 1]
en
(sub 4)
die [slachtoffer 1] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 1] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte en haar mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die
met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen
  • voor die [slachtoffer 1] een woning geregeld in Nederland, en
  • die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken te Amsterdam en
  • die [slachtoffer 1] op de werkplek (voortdurend) onder toezicht en controle gehouden en/of laten houden en
  • regelmatig die [slachtoffer 1] gedurende haar werkzaamheden opgebeld en/of laten opbellen en/of (een) sms-bericht(en) gestuurd en/of laten sturen, waarbij die [slachtoffer 1] moest aangeven/aangaf en/of verslag moest doen en/of deed van hoe de zaken ervoor stonden en/of hoeveel klanten zij gehad had en/of hoeveel geld zij verdiend had en/of of zij bezet of vrij was en/of wanneer zij begon en/of stopte met werken en
  • die [slachtoffer 1] bewogen om vele uren achter elkaar te werken en/of (in telefoongesprekken) gezegd dat zij op moest schieten en/of dat zij harder moest werken voordat ze naar huis (in Hongarije) mag en
  • die [slachtoffer 1] bewogen om haar diensten aan te bieden tegen lagere prijzen dan gebruikelijk en
  • die [slachtoffer 1] bewogen om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar medeverdachten af te staan en/of af te dragen en
  • [slachtoffer 1] op 10 november 2008 de woorden heeft toegevoegd: " [slachtoffer 1] , je moet op snelheid komen, je moet met zo’n 700-800 naar huis komen, anders krijg je ook van mij een shock!";
ten aanzien van [slachtoffer 2]
zij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 te Amsterdam en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 2]
(sub 1)
door dwang en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 2]
en
(sub 4)
die [slachtoffer 2] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 2] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte en haar mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen
  • voor die [slachtoffer 2] een woning geregeld en/of laten regelen in Nederland en
  • die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken te Amsterdam en
  • die [slachtoffer 2] op de werkplek onder toezicht en controle gehouden en/of laten houden en
  • regelmatig die [slachtoffer 2] gedurende haar werkzaamheden opgebeld en/of laten opbellen en/of (een) smsbericht(en) gestuurd en/of laten sturen, waarbij die [slachtoffer 2] moest aangeven/aangaf en/of verslag moest doen en/of deed van hoe de zaken ervoor stonden en/of hoeveel klanten zij gehad had en/of hoeveel geld zij verdiend had en/of of zij bezet of vrij was en/of wanneer zij begon en/of stopte met werken en
  • die [slachtoffer 2] bewogen om vele uren achter elkaar te werken en/of (in telefoongesprekken) gezegd dat zij op moest schieten en/of dat zij harder moest werken voordat ze naar huis (in Hongarije) mag en
  • die [slachtoffer 2] bewogen om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar medeverdachten af te staan en/of af te dragen en
  • [slachtoffer 2] op 28 november 2008 de woorden heeft toegevoegd: "Als ik in Amsterdam was zou ik een bloedbad aanrichten!" en
  • die [slachtoffer 2] (andere) woorden toegevoegd van dreigende aard en/of strekking (te weten op 3 december 2008 de woorden: “Jullie hebben gisteren niet gewerkt, je gooit er met de pet naar. Ben je je verstand kwijt? Hoe vaak heb ik je gezegd om niet met die kankerkop van jou te denken? God moge je laten creperen! Waarom, verrot wijf? Heb je lulvocht in je hoofd? Ben je voor mij aan het denken? Wij ben jij om zulke beslissingen te nemen? Hoe vaak heb ik je niet gezegd dat jij dat niet moest doen? Om niet te krijgen wat nu aan de hand is! Je moest bij alles eerst ons vragen! Hoe vaak heb ik het je uitgelegd? Hoe vaak? Ik ga je smoel ombouwen! Je moet ons bellen! Waarom doe je dat niet? Je moet nu niet staan huilen, [roepnaam slachtoffer 2] , want je boft dat ik er niet ben! Ik zou nu je beide hoerenoogjes uitsteken! Wacht maar tot je thuiskomt, ik zeg het niet meer. Alleen al voor wat je vandaag hebt gedaan, krijg je…… ik zeg het niet meer. Ga maar, draaien en niet huilen….! O, wat bof je dat ik er niet ben!”);
ten aanzien van [slachtoffer 3]
zij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 te Amsterdam en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 3]
(sub 1)
door dwang en andere feitelijkheden heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [slachtoffer 3]
en
(sub 4)
die [slachtoffer 3] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 3] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte en haar mededaders, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen
  • voor die [slachtoffer 3] een woning geregeld en/of laten regelen in Nederland, en
  • die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken in een of meer raamborde(e)l(en) te Amsterdam en
  • die [slachtoffer 3] op de werkplek (voortdurend) onder toezicht en controle gehouden en/of laten houden en
  • regelmatig die [slachtoffer 3] gedurende haar werkzaamheden opgebeld en/of laten opbellen en/of (een) smsbericht(en) gestuurd en/of laten sturen, waarbij die [slachtoffer 3] moest aangeven/aangaf en/of verslag moest doen en/of deed van hoe de zaken ervoor stonden en/of hoeveel klanten zij gehad had en/of hoeveel geld zij verdiend had en/of of zij bezet of vrij was en/of wanneer zij begon en/of stopte met werken en
  • die [slachtoffer 3] bewogen om vele uren achter elkaar te werken en (in telefoongesprekken) gezegd dat zij op moest schieten en/of dat zij harder moest werken voordat ze naar huis (in Hongarije) mag en
  • die [slachtoffer 3] bewogen om haar diensten aan te bieden tegen lagere prijzen dan gebruikelijk en
  • die [slachtoffer 3] bewogen om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en/of haar medeverdachten af te staan en/of af te dragen;
2.
zij in de periode van 1 november 2006 tot en met 3 december 2008 in Nederland, en in Hongarije, tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft zij, verdachte en haar mededaders geldbedragen, te weten
  • een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verrichte prostitutiewerkzaamheden en
  • door haar, verdachte, middels money transfers verstuurde of ontvangen geldbedragen van
€ 1.000,- en € 3.742,- en € 3.908,- en € 3.000,- en € 3.908,- en € 3.570 en € 3.498,- en € 3.284,- en € 2.076,-
overgedragen en/of omgezet, terwijl zij en haar mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
zaak 13Overloon
1.
zij in de periode van 2 november 2011 tot en met 30 maart 2012 te Zürich, een ander, te weten [slachtoffer 5]
(sub 1)
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 5] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land, te weten Zwitserland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 4)
die [slachtoffer 5] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 5] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte,
(terwijl zij wist dat die [slachtoffer 5] in een slechte financiële situatie verkeerde en een (ziek) zoontje heeft en bijna geen geld had om haar zoon te onderhouden en bij haar eigen familie niet meer terecht kan en dat die [slachtoffer 5] verliefd is geworden op een medeverdachte, te weten: [medeverdachte A] en van die [medeverdachte A] houdt
  • die [slachtoffer 5] naar Zwitserland gebracht, teneinde die [slachtoffer 5] in de prostitutie te laten werken en de reiskosten voor die [slachtoffer 5] betaald en
  • die [slachtoffer 5] gehuisvest in een hotel ( [hotelnaam] ) in Zürich en
  • die [slachtoffer 5] meegenomen naar Zürich en aldaar een werkvergunning aangevraagd voor die [slachtoffer 5] en met die [slachtoffer 5] in een hotel verbleven en
  • die [slachtoffer 5] een groot deel van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, af laten staan en
  • die [slachtoffer 5] onder druk gezet om voor haar, verdachte, in de prostitutie te werken en te blijven werken (door misbruik te maken van de liefdesgevoelens van die [slachtoffer 5] voor [medeverdachte A] ) en
  • die [slachtoffer 5] toestemming laten vragen voor het overmaken van geld aan haar familie en ex-schoonfamilie
en
zij in de periode van 16 november 2011 tot en met 10 februari 2015 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met anderen, dan wel een ander,
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 5] ;
2.
zij in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 in Nederland en/of in Hongarije en/of in Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer 6]
(sub 1)
door dwang en andere feitelijkheden en dreiging met andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 6]
en
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 6] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 6] in een ander land, te weten Nederland en Zwitserland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 4)
die [slachtoffer 6] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 6]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 6] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 6] met of voor een derde
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
terwijl zij wist dat die [slachtoffer 6] familieproblemen had en weggevlucht was van haar partner en in een zeer slechte financiële positie verkeerde en slechts de Hongaarse taal sprak
  • die [slachtoffer 6] verteld dat zij in Amsterdam in de prostitutie kon gaan werken en geregeld dat die [slachtoffer 6] in Amsterdam in de prostitutie kon gaan werken en tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat het mogelijk is dat zij in Amsterdam per dag € 1.000,- zou kunnen verdienen en
  • die [slachtoffer 6] in strijd met de waarheid gezegd dat zij 50% van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden zelf mocht houden en dat zij 50% van haar inkomsten aan haar, verdachte, en haar mededader af moest staan in ruil voor het regelen van werk voor die [slachtoffer 6] en
  • die [slachtoffer 6] met de auto en met het vliegtuig naar Nederland en Zwitserland gebracht teneinde in die [slachtoffer 6] de prostitutie te laten werken en de reiskosten voor die [slachtoffer 6] betaald (waardoor die [slachtoffer 6] een schuld opbouwde bij haar, verdachte en haar mededader) en
  • die [slachtoffer 6] gehuisvest in een woning in Amsterdam en een hotel ( [hotelnaam] ) in Zürich en
  • die [slachtoffer 6] een groot deel van haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, en haar mededader af laten staan en
  • die [slachtoffer 6] geïnstrueerd haar, verdachte, en haar mededader na elke klant te bellen en gecodeerd door te geven hoeveel geld zij had verdiend en
  • tegen die [slachtoffer 6] geschreeuwd, onder meer indien zij te weinig verdiende in de prostitutie en
  • toen die [slachtoffer 6] haar, verdachte, en haar mededader vertelde dat zij naar huis wilde gaan naar haar kinderen tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat zij een schuld had bij haar, verdachte en haar mededader en dat zij die schuld eerst moest afbetalen voordat zij haar kinderen mocht zien;
3.
zij in de periode van 3 november 2005 tot 1 maart 2008 en van 4 december 2008 tot en met 31 december 2010 in Hongarije en/of te Alkmaar en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] )
(sub 1)
door dwang en andere feitelijkheden en door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en
(sub 3)
voornoemde [slachtoffer 2] heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en
(sub 4)
voornoemde [slachtoffer 2] met de voornoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutie- en/of escortwerkzaamheden)
en
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en
(sub 9)
die [slachtoffer 2] met de voornoemde middelen heeft bewogen haar, verdachte, en haar mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
terwijl zij wist dat die [slachtoffer 2] geen moeder meer had en haar vader alcoholist was en die [slachtoffer 2] geen stabiele thuissituatie had en geen geld had om van te leven en dat die [slachtoffer 2] een heel klein sociaal netwerk had en dat die [slachtoffer 2] verliefd was op haar, verdachtes zoon en bevriend was met haar, verdachtes, dochter
  • die [slachtoffer 2] het gevoel gegeven dat zij in haar, verdachtes, en haar mededaders’ gezin werd opgenomen en
  • voor die [slachtoffer 2] (meermalen) onderdak geregeld en met die [slachtoffer 2] samengewoond en
  • die [slachtoffer 2] bewogen als prostituee te gaan werken en te blijven werken en tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij geld moest gaan verdienen en
  • die [slachtoffer 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte, en haar mededaders af laten staan en
  • die [slachtoffer 2] zeer weinig van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden laten houden en
  • die [slachtoffer 2] meermalen meegenomen en vervoerd naar Nederland en in Nederland een prostitutiekamer voor haar geregeld en haar als prostituee achter een raam laten werken en
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat zij, verdachte, en haar familie haar verdiensten voor haar zouden sparen voor een eigen huis en
  • voor die [slachtoffer 2] een paspoort geregeld zodat die [slachtoffer 2] in Nederland kon gaan werken en
  • voor die [slachtoffer 2] meermalen de reis naar Nederland betaald en
  • die [slachtoffer 2] tijdens haar werkzaamheden gecontroleerd en/of laten controleren en
  • de werktijden en werkdagen van die [slachtoffer 2] bepaald en tegen haar gezegd dat zij per dag € 800,- tot € 1.000,- euro moest verdienen en
  • die [slachtoffer 2] haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden aan haar, verdachte en aan haar mededaders en aan door haar opgegeven familieleden en vrienden van haar, verdachte, laten overmaken via money transfers en/of aan haar, verdachte, en haar mededaders te overhandigen;
4.
zij in de periode van 3 november 2005 tot en met 31 maart 2005 en van 4 december 2008 tot en met 10 februari 2015 in Nederland en in Hongarije en in Zwitserland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, (contante) geldbedragen, te weten: een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] verrichte prostitutiewerkzaamheden, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Hetgeen in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 en in de zaak 13Overloon onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 en het in de zaak 13Overloon onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak 13Shogun onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak 13Shogun onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het in de zaak 13Overloon onder 1 eerste cumulatief bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in de zaak 13Overloon onder 1 tweede cumulatief bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 6° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak 13Overloon onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 3°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak 13Overloon onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 3°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met 13Overloon onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de respectieve zaken bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. In de zaak 13Overloon is de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar met aftrek van voorarrest.
Tegen voormelde vonnissen is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn – gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 ten laste gelegde en in de zaak 13Overloon onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 59 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. De advocaat-generaal heeft bij deze eis in de afzonderlijke zaken 13Shogun en 13Overloon een strafkorting van 40% toegepast in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de in eerste aanleg opgelegde straf te fors is. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de rechtbank op een aantal onderdelen ten onrechte tot een bewezenverklaring is gekomen. De raadsvrouw heeft verder gewezen op de grove overschrijding van de redelijke termijn en op uitspraken in vergelijkbare zaken waar een lagere straf is opgelegd. Ook heeft zij stilgestaan bij de context van de zaak waar in de ogen van de verdediging in eerste aanleg te weinig oog voor is geweest. Ten slotte is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de medische toestand en met de omstandigheid dat zij zich gedurende lange tijd aan beperkende voorwaarden heeft gehouden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar medeverdachten, allen familieleden, op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , De periode waarin dit plaatsvond varieerde van een aantal maanden tot, ten aanzien van [slachtoffer 2] , jaren.
De manier waarop de verdachte met haar medeverdachten opereerde, doet denken aan een goed op elkaar ingespeeld familiebedrijf. Daarbij wist de medeverdachte [medeverdachte A] veelal door zijn charmes de slachtoffers voor zich te winnen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] deden voorkomen dat de slachtoffers bij hen het zo verlangde veilige thuis zouden kunnen krijgen. Tekenend is daarvoor bijvoorbeeld dat de verdachte door slachtoffers in het Hongaars met ‘mama’ werd aangesproken. Op doortrapte wijze wisten de verdachten zo op de gevoelens van de slachtoffers in te spelen. Onder druk van de verdachten hebben de slachtoffers geruime tijd prostitutiewerkzaamheden verricht en hebben zij daarbij lange werkdagen gemaakt. Er was sprake van constante controle en de slachtoffers mochten pas naar huis komen als zij voldoende geld hadden verdiend.
Er werd de slachtoffers een betere toekomst in het vooruitzicht gesteld. In werkelijkheid waren het de verdachten die in weelde leefden van het door de slachtoffers verdiende geld dat zij grotendeels aan de verdachten moesten afstaan.
Door haar handelswijze heeft de verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en eveneens op hun vrijheid om hun eigen leven vorm te geven. Uit de ter zitting beluisterde videoboodschap van [slachtoffer 2] is gebleken dat zij nog steeds kampt met de (geestelijke) gevolgen hiervan. De verdachte heeft zich met haar medeverdachten slechts laten leiden door haar zucht naar financieel gewin en de belangen van de slachtoffers daaraan volledig ondergeschikt gemaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van de opbrengsten uit de seksuele uitbuiting van de slachtoffers. Witwassen vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Ter terechtzitting heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven en heeft evenmin laten blijken het verwerpelijke ervan in te zien.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 april 2022 is zij in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de lange duur van de uitbuiting en het feit dat het om meerdere slachtoffers gaat, kan daarop, ook gelet op het LOVS-oriëntatiepunt en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof ziet in de door de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen grond om de duur van de gevangenisstraf te beperken. Hoewel het hof oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder ook de medische toestand blijkt uit de overgelegde stukken en de gegeven toelichting niet van detentieongeschiktheid.
Het hof acht, alles afwegende, voor de gevoegde zaken 13Shogun en 13Overloon in beginsel een gevangenisstraf van 7 jaar passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 25 november 2016, terwijl het hof arrest wijst op 1 juni 2022. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee dus met 3 jaar en ruim 6 maanden overschreden.
Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafoplegging en de beoogde gevangenisstraf verminderen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.626.000,00 aan materiële schade en € 400.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij de vonnissen in de zaken 13Shogun en 13Overloon waarvan beroep gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 71.000,00, bestaande uit € 61.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade (13Shogun) en tot een bedrag van € 242.000,00, bestaande uit € 227.000,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade (13Overloon). Hierbij is door de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de wettelijke rente, waarbij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de oorspronkelijk gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partij subsidiair bepleit dat het hof aansluiting zal zoeken bij de berekening die door de officieren van justitie op pagina 53 in het requisitoir is gemaakt en dat het hof de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 359.000,00, waaronder een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade en voor het overige bestaand uit materiële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 359.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdediging betwist. De verdediging heeft aangevoerd ervan uit te willen gaan dat er na de betaling van het raam gemiddeld € 300,00 per dag werd verdiend, maar heeft betoogd dat hier nog kosten van levensonderhoud van de benadeelde partij op in mindering dienen te worden gebracht, die de verdediging schat op € 1.500,00 per maand. Voor het bepalen van de misgelopen verdiensten kan hoogstens uit worden gegaan van de periode van maart 2006 tot 3 december 2008, waarbij steeds 2,5 maand is gewerkt om een halve maand vrij. Met de rechtbank dient volgens de verdediging te worden uitgegaan van 60 werkdagen per drie maanden, met een gemiddelde verdienste per dag van € 300,00 en met aftrek van maandelijkse kosten van € 1.500,00.
Wat betreft de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de verdediging bepleit dat niet is gebleken dat de door de benadeelde partij ervaren psychische klachten hun oorzaak hebben in de tenlastegelegde feiten en voorts dat er geen sprake is van een dusdanig ernstige normschending dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak 13Shogun onder 1 en in de zaak 13Overloon onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag.
Materiële schade
Het hof gaat bij het bepalen van de gemiddelde verdiensten die door de benadeelde partij per dag werden afgestaan uit van forfaitaire bedragen. Dit betreffen bedragen waarop reeds kosten in mindering zijn gebracht.
Voor de periode Alkmaar gaat het hof uit van een bedrag van € 100,00 per dag, nu de benadeelde partij heeft verklaard dat zij toen nog niet veel verdiende.
Voor de periode in Amsterdam gaat het hof uit van een bedrag van € 275,00 per dag, waarbij in aanmerking wordt genomen dat volgens de verklaringen van de benadeelde partij in Amsterdam door haar aanzienlijk meer geld werd verdiend per dag dan in Alkmaar. Het hof gaat uit van zes werkdagen per week.
Voor de periode in Alkmaar gaat het hof uit van de in de vordering genoemde periode van 40 dagen werken. Dit betekent dat de benadeelde partij tijdens deze periode (40 x € 100,00 =) € 4.000,00 aan verdiensten minimaal heeft afgestaan.
Voor de periode in Amsterdam van maart 2006 tot december 2008 gaat het hof, met de verdediging, uit van 60 werkdagen per drie maanden. Dit betekent dat de benadeelde partij in die periode (11 x 60 =) 660 dagen heeft gewerkt. Dit betekent dat zij in deze periode (660 x € 275,00 =) € 181.500,00 minimaal heeft afgestaan.
De benadeelde partij is gedetineerd geweest van 3 december 2008 tot 12 maart 2009.
De benadeelde partij heeft na haar vrijlating en vóór haar vertrek naar Canada met de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] wederom voor hen gewerkt. Zij heeft verklaard dat haar vliegticket werd bekostigd uit haar verdiensten uit de prostitutie. Om deze reden laat het hof deze periode bij de berekening buiten beschouwing. Dit betekent dat het hof een bedrag van (18 x € 275,00 =) € 4.950,00 niet zal meenemen in de berekening van de materiële schade.
Voor de periode dat de benadeelde partij weer werkzaam was in Amsterdam, te weten van mei 2010 tot en met december 2010, gaat het hof weer uit van 60 werkdagen per drie maanden. Dit betekent dat de benadeelde partij in deze periode twee periodes van 60 dagen heeft gewerkt en een periode van twee maanden, oftewel 8 weken à 6 werkdagen. Dit betekent dat de benadeelde partij in die periode (168 x € 275,00 =) € 46.200,00 minimaal heeft afgestaan.
Gelet op het voorgaande stelt het hof de materiële schade met betrekking tot het bewezen verklaarde vast op een bedrag van (€ 236.650,00 minus € 4.950,00 =) € 231.700,00.
Immateriële schade
Het hof acht een bedrag aan € 25.000,00 aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar. Uit het door de benadeelde partij overgelegde verslag van een Hongaarse arts, verbonden aan een bij een ziekenhuis behorende crisisopvang psychiatrie, blijkt dat de benadeelde partij is gediagnosticeerd met angstklachten, epressieklachten en slaapstoornissen, alsmede dat op de achtergrond een posttraumatisch stresssyndroom is waar te nemen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de bewezenverklaarde feiten een – belangrijke – oorzaak zijn van dit ziektebeeld. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding acht geslagen op wat in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en in aanmerking genomen dat de benadeelde partij op zeer jonge leeftijd langdurig is uitgebuit in de prostitutie.
Slotsom
De verdachte is tot vergoeding van een totaal schadebedrag van € 231.700,00 + € 25.000,00 = € 256.700,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof bepaalt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het gehele bedrag.
Voor het overige zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 175.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis in de zaak 13Overloon, waarvan beroep, gedeeltelijk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 20.000,00, bestaande uit € 10.000,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. Hierbij is door de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de wettelijke rente, waarbij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering verlaagd tot een bedrag van € 31.000,00, bestaande uit € 21.000,00 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade.
Aan het verzoek tot vergoeding van de materiële schade heeft de benadeelde partij ten grondslag gelegd dat zij in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 per week 5 dagen heeft gewerkt en een netto omzet heeft gehaald van € 200,00 per dag. Voor een periode van 7 maanden komt dit neer op een bedrag van € 28.000,00. Met aftrek van een bedrag van € 7000,00 voor kosten resteert een bedrag van € 21.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 31.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdediging betwist. Wat betreft de materiële schade heeft de verdediging aangevoerd dat uit dient te worden gegaan van een kortere periode van 3,5 maanden en 50 dagen werken, met een verdienste van € 100,00 per dag. Na aftrek van een bedrag aan kosten van € 3.000,00 resteert dan een bedrag van € 2.000,00. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de verdediging bepleit dat niet is gebleken dat de door de benadeelde partij ervaren psychische klachten hun oorzaak hebben in de tenlastegelegde feiten en voorts dat er geen sprake is van een dusdanig ernstige normschending dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak 13Overloon onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag.
Materiële schade
Gelet op de bewezen verklaarde periode en de onderbouwing van de schade door de benadeelde partij acht het hof de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar.
Immateriële schade
Het hof acht het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding eveneens toewijsbaar. Uit het door de benadeelde partij overgelegde document van een Hongaarse psychiater blijkt dat bij de benadeelde partij sprake is van klachten die passen bij een posttraumatisch stresssyndroom en bij een depressie en dat zij medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Het bewezen verklaarde brengt mee dat zij op grove wijze is aangetast in haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Het hof acht aannemelijk dat zij hiervan de gevolgen heeft ondervonden en nog ondervindt. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding acht geslagen op wat in vergelijkbare gevallen wordt toegekend.
Slotsom
De verdachte is tot vergoeding van een totaal schadebedrag van € 21.000,00 + € 10.000,00 = € 31.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof bepaalt dat de verdachte en de medeverdachte [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het gehele bedrag.
Het hof zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 273f en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de in de zaak 13Shogun gegeven vrijspraken van het onder 1 ten laste gelegde betreffende sub 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , het onder 1 ten laste gelegde betreffende sub 6 en sub 9 ten aanzien van [slachtoffer 4] en het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 4] .
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding in de zaak 13Shogun nietig met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde voor zover betreffende de zinsneden `één of meer (andere) tot nu toe onbekend gebleven vrouwen' en 'een of meer (tot nu toe) onbekend gebleven vrouw(en)' en verklaart de inleidende dagvaarding in de zaak 13Overloon nietig met betrekking tot het ten laste gelegde voor zover betreffende de zinsneden 'een of meer andere vrouw(en)', `één of meer andere vrouw(en)' en `één of meer andere vrouwen'.
Verklaart de dagvaarding in de zaak 13Shogun nietig met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen, telkens betreffende de zinsnede `(onder meer)'.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte met betrekking tot de inleidende dagvaarding in de zaak 13Overloon, voor zover betreffende de onder 3 ten laste gelegde periode van 1 maart 2008 tot en met 3 december 2008 ten aanzien van [slachtoffer 2] en de onder 4 ten laste gelegde de periode van 1 november 2006 tot en met 3 december 2008 ten aanzien van [slachtoffer 2] .
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover betreffende de in de zaak 13Overloon onder 3 ten laste gelegde periode van 1 januari 2005 tot 3 november 2005 ten aanzien van [slachtoffer 2] .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 en het in de zaak 13Overloon onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak 13Shogun onder 1 en 2 en het in de zaak 13Overloon onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak 13Shogun onder 1 bewezen verklaarde en in de zaak 13Overloon onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 256.700,00 (tweehonderdzesenvijftigduizend zevenhonderd euro)bestaande uit € 231.700,00 (tweehonderdeenendertigduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak 13Shogun onder 1 bewezen verklaarde en in de zaak 13Overloon onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 256.700,00 (tweehonderdzesenvijftigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 231.700,00 (tweehonderdeenendertigduizend zevenhonderd euro) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 325 (driehonderdvijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 december 2010.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het in de zaak 13Overloon onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 31.000,00 (eenendertigduizend euro) bestaande uit € 21.000,00 (eenentwintigduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] , ter zake van het in de zaak 13Overloon onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 31.000,00 (eenendertigduizend euro) bestaande uit € 21.000,00 (eenentwintigduizend euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 maart 2012.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2022.

Voetnoten

1.Dossier Shogun, p. 1557
2.Dossier Shogun, p. 1559.
3.Dossier Shogun, p. 1593.
4.Dossier Shogun, p. 1597-1598.
5.Dossier Shogun, p. 1681.
6.Dossier Shogun, p. 1712.
7.Dossier Shogun, p. 1718.
8.Dossier Shogun, p. 1999-2001.
9.Dossier Shogun, verdachtenverhoor [slachtoffer 2] 3 december 2008, p. 216 – 224.
10.Dossier Shogun, verdachtenverhoor [slachtoffer 2] 4 december 2008, p. 226.