ECLI:NL:GHAMS:2022:1253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.248.909/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal en brandschade door rookgasafvoer

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor brandschade aan belendende panden, veroorzaakt door een gebrekkige houtkachel met rookgasafvoer. De appellanten, wonende te [plaats A], hebben in hoger beroep de vordering van de geïntimeerden, die schadevergoeding eisen, bestreden. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het Gerechtshof Amsterdam, waarin al eerder is geoordeeld over de gebrekkigheid van de opstal en het brandgevaar dat deze oplevert. Het hof heeft in eerdere arresten vastgesteld dat het rookgasafvoerkanaal niet voldeed aan de veiligheidsnormen en dat dit gevaar voor brand opleverde. In het huidige arrest heeft het hof de bewijsvoering van de appellanten beoordeeld, waarbij zij een onderzoeksrapport van Efectis hebben ingediend. Dit rapport concludeert dat de temperatuur in de ruimte tussen het rookgasafvoerkanaal en het dakbeschot nooit boven de 53°C is geweest, wat onder de ontbrandingstemperatuur van hout ligt. De geïntimeerden hebben betoogd dat de testopstelling niet overeenkomt met de werkelijke situatie in de woning van de appellanten en dat de temperatuur bij het dakbeschot hoger zou zijn geweest. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellanten in hun tegenbewijs zijn geslaagd, omdat niet is komen vast te staan dat de gebrekkige opstal een brandgevaar heeft opgeleverd dat zich met de brand heeft verwezenlijkt. Het hof heeft de vordering van de geïntimeerden afgewezen en het bestreden vonnis vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.248.909/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/263584 / HA ZA 17-632
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 april 2022
inzake

1.[appellant sub 1] ,

2.
[appellant sub 2],
beiden wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. M. Bouman te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [de vennootschap] ,

gevestigd te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
3.
[geïntimeerde sub 3],
beiden wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.P. Groen te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten zullen wederom gezamenlijk met [appellant sub 1] c.s. en geïntimeerden met [geïntimeerde sub 3] c.s. worden aangeduid. Appellant onder 1 zal als [appellant sub 1] worden aangeduid.
Voor de weergave van het procesverloop in hoger beroep tot 17 november 2020 verwijst het hof naar het tussenarrest van 26 november 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4209; hierna: het eerste tussenarrest) en naar het tussenarrest van 17 november 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:3104; hierna: het tweede tussenarrest). Na het tweede tussenarrest hebben partijen de volgende stukken ingediend:
  • akte na tussenarrest door [appellant sub 1] c.s. (12 januari 2021);
  • akte uitlaten door [appellant sub 1] c.s. met productie (28 december 2021);
  • antwoordakte met producties door [geïntimeerde sub 3] c.s. (25 januari 2022).
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In het eerste tussenarrest heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde sub 3] c.s. onvoldoende duidelijk hebben gemaakt wat de specificaties waren van het gebruikte rookgasafvoerkanaal en welke installatievoorschriften voor dit type pijp uit oogpunt van veiligheid in acht hadden moeten worden genomen. Het hof heeft [geïntimeerde sub 3] c.s. toegelaten te bewijzen dat het rookgasafvoerkanaal in de woning van [appellant sub 1] c.s. in strijd met Bouwbesluit 2012 en andere veiligheidsnormen is aangelegd om aan te tonen dat [appellant sub 1] c.s. die normen hebben overschreden. (rov. 3.15)
2.2.
In het tweede tussenarrest heeft het hof vastgesteld dat het rookgasafvoerkanaal van Schiedel, type ICS 25, geïnstalleerd op de wijze zoals [appellant sub 1] c.s. dat hebben gedaan, niet voldeed aan de temperatuurclassificatie van ten minste T600 en ook niet voldeed aan de eisen van art. 2.59 Bouwbesluit (rov. 2.10) doordat niet de vereiste afstand van 60 mm tot brandbare materialen is aangehouden. Aldus voldeed het rookgasafvoerkanaal niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden uit oogpunt van brandveiligheid mag stellen. Vervolgens heeft het hof zowel voorshands aangenomen dat het rookgasafvoerkanaal brandgevaar voor personen en zaken oplevert, als dat het brandgevaar zich met de brand heeft verwezenlijkt. [appellant sub 1] c.s. zijn in de gelegenheid gesteld dit voorshandse oordeel te ontzenuwen.
2.3.
In hun akte van 28 december 2021 hebben [appellant sub 1] c.s. samengevat het volgende aangevoerd. Indien de brand in de woning van [appellant sub 1] c.s. zijn oorsprong vindt in de installatie van het rookgasafvoerkanaal, is de enig relevante mogelijkheid dat de brand is veroorzaakt door pyrolytische ontleding van het dakbeschot als gevolg van warmteopbouw en/of warmtestraling ter plaatse. De vraag is dan of deze warmteopbouw en/of warmtestraling heeft plaatsgevonden daar waar het rookgasafvoerkanaal grensde aan andere objecten – meer concreet het houten dakbeschot. [appellant sub 1] c.s. hebben een onderzoeksrapport van Efectis in het geding gebracht. Efectis heeft een reconstructie uitgevoerd waarbij de dakconstructie en het rookgasafvoerkanaal zijn nagebouwd. Het rookgasafvoerkanaal is verbonden met een houtkachel en werd door de dakconstructie geleid. Efectis heeft een houtkachel aangeschaft die [appellant sub 1] c.s. hebben herkend en die door hen gelijk werd bevonden aan de houtkachel in de woning. In de houtkachel heeft Efectis hout gestookt, terwijl op verschillende plaatsen aan de opstelling de temperatuur werd gemeten. Efectis concludeert in dit rapport:
‘Om te bepalen of er daadwerkelijk brand ontstaan kan zijn als gevolg van deze constructie is het van belang om vast te stellen onder welke omstandigheden brand kan ontstaan. De ontbrandingstemperatuur van hout ligt rond of boven 240oC. Bij een dergelijk hoge temperatuur kan hout ontsteken en kan brand ontstaan. Echter kan hout ook ontsteken bij een veel lagere temperatuur. Dat is de reden waarom een rookgasafvoerkanaal op een temperatuur van 100oC (omgevingstemperatuur + 80oC) beoordeeld wordt.
Wanneer hout blootgesteld wordt aan hoge temperaturen zal het materiaal van samenstelling veranderen. Dit proces staat ook bekend als het pyrofoor worden van het materiaal. Als gevolg van deze verandering van eigenschappen kan het materiaal bij relatief lage temperaturen tot ontbranding komen. Volgens de internationaal beschikbare literatuur blijkt dit proces zich voor te kunnen doen bij een temperatuur van 77oC en hoger. Hoe lang het duurt voordat er daadwerkelijk brand ontstaat is afhankelijk van vele factoren en is niet met zekerheid vast te stellen. Afhankelijk van temperatuur, ventilatie en isolatie kan dit proces zelfs meerdere jaren in beslag nemen.
Van belang in de analyse van de metingen is dan ook om vast te stellen welke temperatuur het hout in de constructie kan bereiken als gevolg van de warmteoverdracht vanaf het rookgasafvoerkanaal.
Tijdens de test is vastgesteld dat de temperatuur in de ruimte tussen kanaal en dakconstructie nooit hoger is geweest dan 53oC. Deze temperatuur werd enkel bereikt met extreem stookgedrag. Bij voorgeschreven stookgedrag kwam de temperatuur niet boven de 42oC. Dit is bevestigd door regelmatig met de hand te voelen aan de constructie in de dakdoorvoer. De hoogste gemeten temperatuur in de dakdoorvoer van 53oC ligt ruim onder de temperatuur waarbij een kans op brand kan ontstaan (>77oC).’
Volgens [appellant sub 1] c.s. is op basis van dit onderzoek uitgesloten dat zich in het houten dakbeschot pyrolyse heeft voorgedaan. Daarbij hebben zij verder erop gewezen dat [appellant sub 1] de avond van de brand het laatste houtblok om 20:00 uur in de kachel heeft gelegd. Het rookgasafvoerkanaal en de dakconstructie inclusief het dakbeschot waren daarom volgens hen reeds geruime tijd afgekoeld ten tijde van het ontstaan van de brand. Het dakbeschot kan evenmin op andere wijze vlam hebben gevat als gevolg van het in de woning aanwezige rookgasafvoerkanaal. De temperatuur van het houtendakbeschot kan nimmer de voor hout benodigde ontbrandingstemperatuur van 240oC hebben bereikt.
Wat de oorzaak van de brand dan wel is, weten [appellant sub 1] c.s. niet. Het is echter niet aan hen om in het kader van het ontzenuwen van het voorshands aangenomen bewijs een aannemelijke alternatieve oorzaak aan te wijzen. [appellant sub 1] c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering onder handhaving van hun eerder gedane bewijsaanbod.
2.4.
[geïntimeerde sub 3] c.s. voeren samengevat het volgende aan. Het is op meerdere punten onduidelijk of de testopstelling overeenstemt met de situatie in de woning van [appellant sub 1] c.s. en alleen daarom al is het rapport irrelevant voor het leveren van het tegenbewijs. Zo is onduidelijk welke kachel [appellant sub 1] c.s. destijds gebruikten, de prestatieverklaring van de gebruikte kachel roept vragen op, de opstelling is niet door [appellant sub 1] c.s. goedgekeurd en Efectis beschikte niet over de stukken van de deskundigen van [geïntimeerde sub 3] . Bovendien was volgens [geïntimeerde sub 3] c.s. de kachelpijp ter hoogte van de dakdoorvoer enkelwandig. De uitlaat van de kachel sluit niet aan op het t-stuk dat diende als aansluiting tussen de kachel en het rookgasafvoerkanaal. Anders dan bij [appellant sub 1] c.s. is de dakconstructie volledig opgevuld met steenwolisolatie. [geïntimeerde sub 3] c.s. wijzen ook op inconsistenties in het verweer van [appellant sub 1] c.s. [appellant sub 1] c.s. stellen op basis van het rapport van Overtoom dat de buitenzijde van een dubbelwandig rookgasafvoerkanaal bij normale gebruiksomstandigheden 40-60oC zou zijn. Dit verweer, zo hebben [geïntimeerde sub 3] c.s. aangevoerd, hebben [appellant sub 1] c.s. kennelijk ontleend aan Isoduct, het enige product dat in Nederland zonder omkokering op een afstand van 0 mm van andere (brandbare) materialen mag worden toegepast. Het is dan ook niet aannemelijk dat bij het door [appellant sub 1] c.s. toegepaste rookgasafvoerkanaal, dat alleen goedgekeurd was voor T450 (terwijl T600 was vereist) en dat niet omkokerd was, slechts een temperatuur van 53 en 42oC bij extreem, respectievelijk normaal stookgedrag zou ontstaan. Dat zou namelijk betekenen dat het kanaal zonder omkokering toegepast zou mogen worden. Dat is niet het geval: uit de prestatieverklaring voor de rookgasafvoer van [appellant sub 1] c.s. volgt dat omkokering verplicht was; hieruit volgt dat zonder omkokering te hoge temperaturen optraden. [geïntimeerde sub 3] c.s. concluderen dat [appellant sub 1] c.s. niet zijn geslaagd in het tegenbewijs.
2.5.
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde sub 3] c.s. gronden hun vordering op art. 6:174 BW. Dat betekent dat het op de weg van [geïntimeerde sub 3] c.s. ligt om te stellen en, bij voldoende gemotiveerde tegenspraak, te bewijzen (i) dat de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen (anders gezegd: dat zij gebrekkig is), (ii) dat zij daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, en (iii) dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. In het tweede tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde sub 3] c.s. in het bewijs van het gebrek zijn geslaagd. Verder heeft het hof voorshands geoordeeld dat (i) het rookgasafvoerkanaal brandgevaar voor personen en zaken oplevert en (ii) dat het brandgevaar zich met de brand heeft verwezenlijkt.
2.6.
Het hof heeft [appellant sub 1] c.s. in de gelegenheid gesteld de voorlopige oordelen die ten aanzien van (i) en (ii) zijn gegeven, te ontzenuwen. Daarbij is van belang dat het gaat om het leveren van tegenbewijs en dus niet om tegen
deelbewijs (waaraan zwaardere eisen kunnen worden gesteld). Evenmin gaat het om een situatie waarin een omkering van de bewijslast aan de orde is. Op [geïntimeerde sub 3] c.s. rust in dit geval de bewijslast, omdat zij degenen zijn die [appellant sub 1] c.s. aansprakelijk houden voor de schade die als gevolg van de brand is ontstaan (zie ook het eerste tussenarrest onder 3.8 en 3.20). [appellant sub 1] c.s. zijn geslaagd in het tegenbewijs als het voorshandse oordeel wordt ontzenuwd en voldoende twijfel is gerezen over de juistheid daarvan.
2.7.
Het hof stelt voorop dat een pyrolytische ontleding van het dakbeschot bij een (door Efectis gemeten) temperatuur van 53oC tussen het kanaal en het dakbeschot uiterst onwaarschijnlijk is. Naar [appellant sub 1] c.s. onbestreden hebben gesteld, moet ervan worden uitgegaan dat een pyrolyseproces zich alleen voordoet bij een temperatuur van 77oC en hoger. Dit betekent dat als van de metingen van Efectis wordt uitgegaan, [appellant sub 1] c.s. in beginsel in hun tegenbewijs geslaagd zijn.
[geïntimeerde sub 3] c.s. hebben aangevoerd dat het rookgasafvoerkanaal ter hoogte van de dakdoorvoer enkelwandig was, terwijl in de reconstructie op deze plaats een dubbelwandig rookgasafvoerkanaal is gebruikt. Op basis hiervan kunnen de testresultaten geen stand houden, zo betogen zij. Het hof verwerpt deze stelling, omdat deze geen steun vindt in de overgelegde stukken. Uit de factuur van Warmteservice blijkt dat [appellant sub 1] twee enkelwandige pijpen heeft gekocht met een doorsnede van 131 mm en met een lengte van 1 m. Daarnaast heeft hij twee ICS 25 RV dubbelwandige pijpen met een binnen-/buitendiameter van 130/180 mm aangeschaft. De ene pijp was 1000 mm, de andere 500 mm lang. Ook blijkt dat [appellant sub 1] een ICS 25 RV Daksteunbeugel 130/180 mm heeft gekocht. Niet in geschil is dat de daksteunbeugel onder het plafond van de serre was bevestigd. Nu de daksteunbeugel aansluit op een ICS 25 RV dubbelwandige 130/180 mm pijp, hebben [geïntimeerde sub 3] c.s. onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het rookgasafvoerkanaal ter hoogte van de dakdoorvoer enkelwandig was. In dat geval had het immers niet voor de hand gelegen dat een daksteunbeugel is gekocht en gebruikt voor een (dikke) dubbelwandige pijp, maar een die zou aansluiten op een enkelwandige pijp. [geïntimeerde sub 3] c.s. verwijzen in dit verband verder naar een overlegde foto van de serre van voor de brand. Uit de lengte van het deel van de pijp dat boven het dak uitsteekt, leiden zij af dat het enkelwandige deel van het rookgasafvoerkanaal veel hoger in de serre zou moeten uitkomen dan door [appellant sub 1] is aangegeven. Het hof volgt hen daarin niet. Uit de overgelegde foto valt niet voldoende duidelijk af te leiden hoe ver de pijp uitstak boven het dak. Uit de foto kan evenmin worden afgeleid wat de afstand was tussen het enkelwandige deel van het rookgasafvoerkanaal en het plafond. Op de foto is het inpandige deel van de pijp niet te zien. De stelling van [geïntimeerde sub 3] c.s. dat de temperatuur bij het dakbeschot vanwege deze gestelde andere afstand in werkelijkheid hoger is geweest dan door Efectis in de proefopstelling is gemeten, is onvoldoende onderbouwd. De enkele suggestie, uitgaande van een kortere afstand tussen het enkelwandige deel van de pijp en het plafond, dat niet veel nodig was om de temperatuur bij het plafond uit te laten komen bij 77oC, gaat het hof eveneens als onvoldoende gemotiveerd voorbij.
2.8.
Aan [geïntimeerde sub 3] c.s. kan wel worden toegegeven dat het rapport van Efectis verschillende vragen oproept. Zo is onzeker of dezelfde of een vergelijkbaar type houtkachel voor de reconstructie is gebruikt. Verder is onduidelijk of de houtkachel is gefabriceerd in België of in China. De kachel is bovendien uit de handel genomen omdat het rendement lager bleek dan opgegeven, terwijl te veel koolmonoxide en fijnstof werd uitgestoten. Ook is onduidelijk hoe het verschil tussen de uitlaat van de kachel (12 cm) en het daarop aangesloten T-stuk (13,1 cm) is overbrugd. Deze elementen, alsmede de overige onder 61 van de antwoordakte van [geïntimeerde sub 3] c.s. samengevatte punten van commentaar kunnen wellicht invloed hebben gehad op de temperatuur in de constructie. [geïntimeerde sub 3] c.s. maken echter niet voldoende gemotiveerd duidelijk hoe (op welke wijze) en in welke mate de door hen aangevoerde omstandigheden tot een hogere temperatuur zouden hebben geleid bij het plafond en/of de dakdoorvoer. Uit hetgeen [geïntimeerde sub 3] c.s. aanvoeren kan het hof daarom niet tot de conclusie komen dat als op de door hen aangesneden punten de proefopstelling anders was geweest, de temperatuur bij het plafond en/of de dakdoorvoer hoger was uitgekomen, en al helemaal niet dat die temperatuur dan 77oC of hoger zou zijn geweest. Daarmee moet als onvoldoende gemotiveerd bestreden worden uitgegaan van de door Efectis gemeten temperatuur. In het licht daarvan kan verder buiten bespreking blijven hoe laat [appellant sub 1] precies de bewuste avond het laatste blok hout in de houtkachel heeft gedaan. Het verschil tussen de maximaal door Efectis gemeten temperatuur van 53oC en een temperatuur van 77oC waarboven een risico op een pyrolyseproces aanwezig is, is zo groot dat, ook indien moet worden aangenomen dat de reconstructie op onderdelen niet overeenstemde met de werkelijke situatie, voldoende twijfel is gerezen of het gebrekkige rookgasafvoerkanaal zo warm werd, dat daardoor een pyrolyseproces op gang is gekomen dat vervolgens tot de brand heeft geleid. Bij dit alles moet worden bedacht dat het niet op de weg van [appellant sub 1] c.s. ligt om te bewijzen dat de brand niet is ontstaan als gevolg van de gebrekkige opstal; voldoende is indien zij het voorshands aangenomen bewijs door middel van tegenbewijs ontzenuwen. Daarin zijn zij naar het oordeel van het hof geslaagd.
2.9.
Het voorgaande brengt mee dat niet is komen vast te staan dat de gebrekkige opstal een (brand)gevaar in het leven heeft geroepen dat zich met de brand heeft verwezenlijkt. [geïntimeerde sub 3] c.s. hebben bewijs aangeboden, maar de bewijsaanbiedingen zien niet op voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak dienen te leiden. Voor bewijslevering is daarmee geen plaats. Dit brengt mee dat de grieven 2 en 3 slagen en dat de vordering van [geïntimeerde sub 3] c.s. zal worden afgewezen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. [geïntimeerde sub 3] c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
3.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
3.1.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [geïntimeerde sub 3] c.s. tot restitutie van hetgeen door of namens [appellant sub 1] c.s. is voldaan uit hoofde van het bestreden vonnis;
3.3.
veroordeelt [geïntimeerde sub 3] c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant sub 1] c.s. begroot op € 287 aan verschotten en € 1.086 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 425,30 aan verschotten en € 3.342 voor salaris;
3.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. de Jongh, J.W. Hoekzema en M. Spanjaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.