3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4. Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang - als volgt overwogen en beslist.
17. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Schadevergoeding wegens overschrijden van de redelijke termijn
18. [X] heeft schadevergoeding gevorderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
19. De heffingsambtenaar heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat er geen grond is voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat er geen fiscale rechtsingang was. Volgens de heffingsambtenaar is daarom geen redelijke termijn gaan lopen.
20. De rechtbank volgt het standpunt van de heffingsambtenaar niet. Zoals de rechtbank onder 12 heeft overwogen, diende de rechtbank in deze beroepsprocedure te beoordelen of de heffingsambtenaar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verrekenschrift geen voor bezwaar vatbare beschikking is en of de heffingsambtenaar het daarmee samenhangende verzoek om een dwangsom terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en het daartegen gerichte bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. Ook in die gevallen moet binnen een redelijke termijn worden beslist en wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade verondersteld. De rechter mag een verzoek om vergoeding van die schade dan ook niet onbehandeld laten. Dat geen sprake is van een fiscale rechtsingang tegen het verrekenschrift, vindt de rechtbank geen bijzondere omstandigheid. De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat de heffingsambtenaar zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd.
21. De redelijke termijn is op 19 mei 2016aangevangen en eindigt op de dag waarop de rechtbank uitspraak doet, in dit geval dus op 12 april 2019. Volgens vaste rechtspraak mag de behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepsprocedure sprake is, maximaal twee jaar duren: de bezwaarfase heeft onredelijk lang geduurd als de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase als zij meer dan anderhalf jaar heeft geduurd.In dit geval is de redelijke termijn met ruim 11 maanden overschreden. Er is geen aanleiding om deze lange behandelduur gerechtvaardigd te achten. De schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bedraagt 2 x € 500,- = € 1.000,-. De bezwaarprocedure heeft 8 maanden geduurd, namelijk van 19 mei 2016 tot en met 27 januari 2017.Hierbij merkt de rechtbank op dat [X] de uitspraak op bezwaar pas in januari 2017 heeft ontvangen, zodat de periode tussen het nemen van de uitspraak op bezwaar en de ontvangst daarvan aan de heffingsambtenaar is toe te rekenen. Dit betekent dat 2 maanden van de overschrijding aan de heffingsambtenaar is toe te rekenen. Dat is 2/11 deel van de overschrijding. De beroepsprocedure heeft 27 maanden geduurd. Dat betekent dat 9 maanden van de overschrijding aan de rechtbank is toe te rekenen. Dat is 9/11 deel van de overschrijding.
22. De rechtbank ziet, gezien de hoogte van de schade en de per 1 oktober 2014 in werking getreden beleidsregel van de minister van Justitie en Veiligheid over het voeren van verweer in procedures bij een bestuursrechtelijk college waarin verzocht wordt om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter van 8 juli 2014, aanleiding de minister voor Rechtsbescherming in dit geval niet te vragen om verweer te voeren en direct uitspraak te doen op het verzoek. De minister voor Rechtsbescherming moet voor de Staat der Nederlanden worden veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van € 818,- (9/11 x € 1.000,-) aan [X] in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in deze beroepsprocedure. De heffingsambtenaar moet een schadevergoeding van € 182,- (2/11 x € 1.000,-) aan [X] betalen.”