Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING GIN SCHADE,
[X],
[Y],
1.IDM FINANCIERINGEN B.V.,
[de notaris],
[de kandidaat-notaris],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
subsidiairals lasthebber van degenen die zich op enig moment bij SGS hebben aangesloten of zullen aansluiten. Dat is niet toelaatbaar omdat de materiële procespartij verschillend is: in de eerste situatie is de materiële procespartij SGS en in de tweede situatie zijn dat de participanten voor wie SGS optreedt. Los daarvan is het hof van oordeel dat een 305a-stichting, die in eigen naam de belangen van benadeelden behartigt, niet tegelijkertijd kan optreden als lasthebber van die benadeelden. Er zijn geen bijzondere feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die een andere beslissing rechtvaardigen (vgl. HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:587). Daaruit volgt dat de grieven geen verdere bespreking behoeven.
Het is verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf door persoonlijk bezoek dan wel door of in samenhang met de aanprijzing van een geldkrediet of van een goed of een dienst in een groep van ter plaatse van de aanprijzing aanwezige personen te trachten een ander te bewegen tot het als kredietnemer deelnemen aan een geldkrediet, dan wel een ander die handelingen te doen verrichten.Onder geldkrediet werd toen blijkens artikel 1 lid 1 onder a Colportagewet (oud) verwezen naar hetgeen voor de toepassing van de Wck daaronder werd verstaan. Zoals hiervoor in rov. 3.8 is overwogen is geen sprake geweest van een geldkrediet in de zin van de Wck, zodat reeds daarom het beroep op de Colportagewet niet opgaat.
medein hoedanigheid van lasthebber, optredend dus
in eigen naamten behoeve van degenen wiens belangen zij statutair behartigt. In de brief is expliciet opgenomen dat SGS beoogt een collectief juridische vordering aanhangig te maken, op basis van artikel 3:305a BW ten behoeve van degenen wiens belangen zij statutair behartigt (zie ook 2.16). Dat de geadresseerden naar aanleiding van de brief van 11 september 2008 nimmer hebben verzocht om een nadere verklaring ter zake van de hoedanigheid van SGS, zoals SGS aanvoert, is begrijpelijk, nu de tekst van de brief er geen twijfel over laat bestaan dat SGS optreedt als 305a-stichting. Nergens in deze brief is te lezen dat SGS mede als lastgever optreedt en SGS heeft ter zitting in hoger beroep ook niet een vindplaats van de door SGS verdedigde lezing in deze brief aangewezen.