Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.Tussen partijen vaststaande feiten
[adres 1].
Op dit bedrijfsadres waren toen ook de twee vennoten de heren [vennoot 1] en [vennoot 2] woonachtig.
Bij de [KvK] wordt op 4 januari 2012 geregistreerd dat inhoudingsplichtige met ingang van 2 november 2011 is opgeheven. (…)
De Vennoot (…) [vennoot 1] blijft ingeschreven in BVR op het woon en bedrijfsadres, [adres 1].
Op grond van deze gegevens worden vervolgens de als gevolg van de controle bevindingen opgemaakte naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd aan inhoudingsplichtige.
De gedagtekende (…) aanslagen zijn onder verwijzing naar verzendrapporten ter post aangeboden en binnen daarin vermelde aflevertermijnen door de post op de adressen zoals die zijn opgenomen in BVR aangeboden.
(…)
De vennoten hebben in 2012 nog toegang gehad tot het bedrijfsadres, dan wel de mogelijkheid gehad om toegang te verkrijgen. (…)
Ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen was het voornoemde adres nog steeds als bedrijfsadres geregistreerd en ook steeds het woonadres van een der inmiddels oud vennoten, (…) [vennoot 1].”
In het (ongedateerde) verslag is onder meer het volgende vermeld:
belanghebbende]:
(…)
Het was de Belastingdienst bekend dat het adres was afgesloten. De sleutel was ingenomen op 2 november 2011 door het OM en de vennoten konden er niet meer in. Slechts één keer is [[vennoot 2]] onder politiebegeleiding binnen in het pand geweest. En [[vennoot 2]] is er nog een keer geweest maar is toen niet binnen geweest. (…)
de inspecteur] verklaart:
[[vennoot 2]] is dus toch een keer op dat adres geweest. Als het één keer kan, had het ook vaker gekund.(…)”
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Verweerder heeft een Rapport Datum Verzending opgemaakt op 27 juni 2018 door een medewerker van de Belastingdienst Centrale administratieve processen, Juridisch Advies en Klachten, overgelegd waarin de bevindingen van een onderzoek naar de verzending van de onderhavige naheffingsaanslagen worden beschreven. Uit dat rapport, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de naheffingsaanslagen zijn aangeboden aan het postbedrijf. Niet aannemelijk is geworden dat het rapport geen juiste weergave geeft van het proces van verzending van de naheffingsaanslagen. De rechtbank acht de verzending van de naheffingsaanslagen naar het adres [adres 1] dan ook aannemelijk.
Met betrekking tot de naheffingsaanslagen loonheffingen in de zaken met nummers HAA 19/1951 tot en met HAA 19/1954 en HAA 19/1963 en de naheffingsaanslag omzetbelasting HAA 19/1964 oordeelt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat de heer [vennoot 1], één van de toenmalige vennoten van eiseres, van 19 januari 2011 tot en met 1 oktober 2012 volgens de gegevens van de BRP op het adres [adres 1] stond ingeschreven. Bekendmaking van de naheffingsaanslagen kon derhalve tot 1 oktober 2012 geschieden door toezending naar dit adres. Dit betreft de naheffingsaanslagen loonheffingen met dagtekening 1 juni 2012, 13 juli 2012, 1 augustus 2012, 27 augustus 2012, 19 september 2012 en de naheffingsaanslag omzetbelasting met dagtekening 24 februari 2012. Dat dit pand reeds in een periode vóór 1 oktober 2012 feitelijk niet toegankelijk was, zoals eiseres ter zitting heeft aangevoerd, is - wat daar overigens ook van zij - een omstandigheid die voor rekening en risico van eiseres komt. Verweerder mag immers uitgaan van de juistheid van de gegevens in de BRP. Ten aanzien van deze naheffingsaanslagen geldt derhalve dat zij rechtsgeldig zijn bekendgemaakt op de datum van dagtekening. Hieruit volgt dat het bezwaar tegen deze naheffingsaanslagen buiten de wettelijke termijn is ingediend. Eiseres heeft geen argumenten aangevoerd die leiden tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat verweerder het bezwaar tegen deze vijf naheffingsaanslagen loonheffingen en de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen geregistreerd onder de nummers HAA 19/1951 tot en met 19/1954, 19/1963 en 19/1964 ongegrond (…) te worden verklaard.”
5.Kosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.