ECLI:NL:GHAMS:2021:61

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
23-004022-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van de straf in hoger beroep wegens aanranding en mishandeling

Op 19 januari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis bevestigd, maar de hoogte van de op te leggen straf aangepast.

De zaak betreft een feitelijke aanranding en mishandeling van een vrouw die de verdachte hielp met het vinden van de weg. De verdachte zoende de vrouw onverwachts en schopt haar tegen het been nadat zij hem had geslagen. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag gevoelens van onveiligheid op straat heeft versterkt. De verdachte had eerder, maar lang geleden, onherroepelijk veroordelingen gehad.

Het hof heeft de straf bepaald op 50 uren taakstraf, zonder voorwaardelijk deel, omdat de verdachte aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn leven op orde heeft en dat de feiten een eenmalig incident waren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004022-19
datum uitspraak: 19 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-177407-19 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, subsidiair 50 (vijftig) dagen hechtenis, waarvan 50 (vijftig) uren, subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling van een hem onbekende vrouw, die hem hielp bij het vinden van de weg, door deze vrouw onverhoeds te zoenen en, nadat zij hem in reactie daarop sloeg, tegen een been te schoppen. De verdachte heeft hiermee gevoelens van onrust en onveiligheid op straat in de nachtelijke uren versterkt, ook bij anderen dan bij aangeefster.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 december 2020 is hij meermalen eerder, zij het betrekkelijk lang geleden, onherroepelijk veroordeeld.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het gelet op de persoonlijk omstandigheden van de verdachte niet opportuun is een voorwaardelijk deel van de taakstraf op te leggen. De verdachte heeft ter terechtzitting aannemelijk gemaakt dat hij zijn leven sinds tien jaren in toenemende mate op orde heeft en dat de ten laste gelegde feiten een eenmalig incident betroffen. Uit voormeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat de meest recente bestraffing van de verdachte dateert van 2013.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de op te leggen straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2021.