Op 19 januari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis bevestigd, maar de hoogte van de op te leggen straf aangepast.
De zaak betreft een feitelijke aanranding en mishandeling van een vrouw die de verdachte hielp met het vinden van de weg. De verdachte zoende de vrouw onverwachts en schopt haar tegen het been nadat zij hem had geslagen. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag gevoelens van onveiligheid op straat heeft versterkt. De verdachte had eerder, maar lang geleden, onherroepelijk veroordelingen gehad.
Het hof heeft de straf bepaald op 50 uren taakstraf, zonder voorwaardelijk deel, omdat de verdachte aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn leven op orde heeft en dat de feiten een eenmalig incident waren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.