In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het bezwaar van belanghebbende, [X], tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2018 niet-ontvankelijk verklaard. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 307.000 en de aanslag onroerendezaakbelasting bekendgemaakt. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar gegrond was en vernietigde de uitspraak van de heffingsambtenaar, waarbij zij de heffingsambtenaar opdroeg het griffierecht te vergoeden en de proceskosten te betalen.
In hoger beroep betwist de heffingsambtenaar de beslissing van de rechtbank. Het Hof oordeelt dat de rechtbank de ontvankelijkheid van het bezwaar correct heeft beoordeeld. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat het bezwaar te laat is ingediend, en het Hof concludeert dat het bezwaar inderdaad buiten de wettelijke termijn is ontvangen. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat het bezwaar tijdig is ingediend, omdat het e-mailadres dat gebruikt is voor de indiening niet overeenkomt met het e-mailadres dat in de rechtsmiddelverwijzing is vermeld. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de heffingsambtenaar ongegrond, waarmee de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar wordt bevestigd.