In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2019. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, met uitzondering van de vrijspraak voor feit 1. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank voor zover dat aan zijn oordeel is onderworpen, maar vernietigt de opgelegde tbs-maatregel en de motivering daarvan. De rechtbank had de verdachte niet strafbaar verklaard voor bepaalde feiten en hem ontslagen van alle rechtsvervolging, maar had wel tbs met dwangverpleging opgelegd voor andere feiten. De verdediging voerde aan dat er geen gevaar voor de veiligheid van anderen was en dat de tbs-maatregel een te zwaar middel was, gezien het beperkte risico op gewelddadig gedrag. Het hof heeft verschillende rapporten en deskundigenadviezen in overweging genomen, waaronder een Pro Justitia rapportage, en concludeert dat er geen reëel gevaar is dat de verdachte zijn bedreigingen waarmaakt. Het hof oordeelt dat de opgelegde tbs-maatregel niet proportioneel is en dat er geen passende mogelijkheid voor hulp en behandeling binnen het strafrecht is. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de tbs-maatregel en heft het bevel tot voorlopige hechtenis op, terwijl het vonnis voor het overige wordt bevestigd.