Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
[Y] B.V.,
WITLOF WITHLOVE C.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
(nieuw).
Herziening individuele opslag door ABN AMRO
Positie van partijen bij een OTC-transactie
kopen. (…)
Overige bepalingen en bedingen
1. Introductie
3.Wat zijn OTC Derivaten?
4.Positie van partijen bij een OTC-transactie
6.Productinformatie
7.Derivatenrisico’s
9.Kosten van voortijdige beëindiging
Belangrijke kenmerken
(nieuw)
(nieuw)
(nieuw)
(nieuw)
(nieuw)”
(nieuw)
(wijziging)”
11. Transactieinformatie/kredietaanvraag.
12.Zekerheden
(nieuw)
(nieuw)”
retailactiviteiten in Nederland beëindigt en dat dit voor [X] en [Y] betekent dat zij hun bankzaken vóór die datum bij een andere bank moeten onderbrengen.
Financiering
Selbsteintritt. Hij heeft daarnaast aanspraak gemaakt op betaling van diverse bedragen wegens onverschuldigde betaling en bij wijze van vergoeding van schade en kosten.
4.Beoordeling
Selbsteintrittals bedoeld in art. 7:416 lid 3 BW. Dit beroept faalt. Een dergelijk beroep is alleen mogelijk bij lastgeving. Lastgeving is de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Daartoe heeft de bank zich niet verbonden bij het aangaan van renteswap 2. Zij heeft zich niet jegens [X] c.s. verbonden om de renteswap via handelsplatforms te verhandelen en al zeker niet om dit namens [X] c.s. te doen. Zij heeft zich dus niet verbonden om als lasthebber van [X] c.s. op te treden en zij heeft dat ook niet gedaan. [X] c.s. hebben onvoldoende gesteld voor een ander oordeel.
forward startingrenteswap. Niet kan worden gezegd dat de renteswap vanwege deze eigenschap extra complex is. De bevestiging van renteswap 1 vermeldt duidelijk op welke datum de tienjarige looptijd ingaat. Die vermelding is op zichzelf goed te begrijpen voor de gemiddelde afnemer van een renteswap. Overigens kan evenmin worden gezegd dat de renteswap vanwege deze eigenschap te risicovol is en dus niet passend. De periode tussen 25 juli 2006 en 1 oktober 2006 beslaat immers slechts ruim twee maanden. Dat is zowel bij een tienjarige renteswap als bij een driejarige renteswap een tamelijk beperkte periode met tamelijk beperkte risico’s.
hindsight bias). Uitgegaan moet worden van de wetenschap ten tijde van het aangaan van de renteswapovereenkomsten (vergelijk: hof Amsterdam 14 april 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1309, onder 3.13, en hof Amsterdam 6 juli 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2004, onder 4.11). Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat het bij het aangaan van de renteswapovereenkomsten voor [X] c.s., maar ook voor de bank niet voorzienbaar was dat de rente na 2008 zo sterk zou gaan dalen en zo langdurig laag zou blijven als in werkelijkheid is gebeurd. De overgelegde analyses van juni en juli 2008 met de renteprognoses houden niet in dat de bank dat verwachtte of voorzag. Ook voor [X] c.s. bestond het risico dat de rente zou gaan stijgen, met als gevolg dat [X] c.s. meer rentelasten zouden krijgen, tenzij zij zich zouden beschermen tegen dat risico. In dat licht zijn de door hen gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende voor het oordeel dat zij bij nadere uitleg of waarschuwing in het geheel geen renteswaps zouden hebben afgesloten, of in plaats van renteswaps een rentecap zouden hebben afgesloten. Aangenomen moet worden dat zij in plaats van renteswap 1 renteswap 1a zouden hebben afgesloten en dat zij renteswap 2 ongewijzigd zouden hebben afgesloten. Vordering 7, voor zover die ziet op renteswap 2, en vordering 9 zijn daarom niet toewijsbaar.
know your customer-beginsel. De juistheid van dat betoog kan in het midden blijven, omdat aangenomen moet worden dat als de bank meer informatie over [X] c.s. zou hebben ingewonnen dan zij heeft gedaan, dat geen verschil zou hebben gemaakt. [X] c.s. hebben onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat de gestelde schending van het
know your customer-beginsel meer of andere schade heeft veroorzaakt dan hiervoor onder 4.18 bedoeld.
Selbsteintrittfaalt. De grieven 7, 9 en 10 gaan over de vraag of de renteswaps passend waren. Voor deze grieven geldt hetgeen in 4.18 is overwogen; in dit verband houdt het hof ieder verder oordeel aan in afwachting van de nadere memoriewisseling tussen partijen. Voor het overige falen deze grieven. Grief 8 gaat over de prognoses van de bank dat de rente zou gaan dalen en over het afsluiten van renteswaps in plaats van rentecaps. Deze grief faalt. Grief 11 is een restgrief zonder zelfstandig belang. Grief 12 betreft een eiswijziging; die is hiervoor behandeld. De grieven 13 en 14 betreffen de buitengerechtelijke kosten; hierover houdt het hof ieder verder oordeel aan. Grief 15 is weer een restgrief zonder zelfstandig belang.