Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VEON LTD.,
1.Het geding in hoger beroep
(a) betaling van € 435.000,- aan (gevolg)schade;
(b) betaling van € 222.229,- bruto aan pro rata bonus 2019;
(c) betaling van € 1.667.500,- bruto aan Long Term Incentive bonus (hierna: LTI bonus) en € 2.320.000,- aan Transformation bonus;
(d) betaling van € 25.000,- exclusief BTW aan daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand.
(e) verval en/of het terzijde stellen van de beperkende bedingen van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst, en de bedoelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, alles met veroordeling van VEON in de proceskosten in beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.Feiten
de grieven I tot en met VIIIbetoogd dat deze feiten onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof met deze grieven hierna rekening houden. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
4.Salary, Holiday Allowance, Pension compensation allowance and Bonuses
(…)
“ […] , I have decided to pass the responsibility for the work on the design for commercial to [D] and [E] . (…)”
“7.2.1. Severance PaymentThe Employee is entitled to the contractual severance arrangements as included in his or her individual employment agreement (“Severance Payment”).
3.Beoordeling
en voorts:
te besluiten tot verval en/of het terzijde stellen van de beperkende bedingen van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst,
alles met veroordeling van VEON in de proceskosten.
grieven IX tot en met XVIstrekken tot het alsnog toekennen van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 BW, althans tot schadevergoeding op grond van de artikelen 7:658 en/of 7:611 BW, althans - zo begrijpt het hof - tot een veroordeling om de artikelen 3.5 van de arbeidsovereenkomst en 7.2.1 van het sociaal plan na te komen. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
nakomingvan artikel 3.5 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7.2.1 van het sociaal plan. Beide artikelen zien op de situatie dat sprake is van beëindiging van het dienstverband, anders dan het einde van rechtswege door het verstrijken van een overeengekomen termijn. [appellant] heeft geen recht op de in deze artikelen opgenomen vertrekvergoedingen omdat zijn arbeidsovereenkomst niet (tussentijds) is beëindigd als bedoeld in artikel 3.5 van de arbeidsovereenkomst en ook niet is beëindigd door een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.1. van het sociaal plan.
grieven XVII en XVIIIbestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat de bonusvorderingen over 2019 en de jaren daarvoor niet toewijsbaar zijn. [appellant] maakt op grond van de artikelen 4.4, 4.6 en 4.7 van de arbeidsovereenkomst aanspraak op uitbetaling van de pro rata bonus 2019 van € 222.229,-, een LTI bonus van € 217.000,- en een Transformation bonus van € 2.320.000,-.
grief XXkomt [appellant] op tegen de beslissing van de kantonrechter om hem als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen. [appellant] maakt in hoger beroep aanspraak op een bedrag van € 25.000,- aan daadwerkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand.