ECLI:NL:GHAMS:2021:3406

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
23-004599-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van groepsbelediging in het openbaar met betrekking tot homoseksuele gerichtheid en het Joodse ras

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een politicus, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor groepsbelediging. De zaak betreft uitlatingen die de verdachte op sociale media heeft gedaan, waarin hij homoseksualiteit en Joden beledigde. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden in deze zaak verschillen van eerdere zaken tegen Geert Wilders, waarbij de uitspraken van de verdachte niet als onderdeel van een maatschappelijk debat kunnen worden beschouwd. De verdachte stelde dat hij ongelijk werd behandeld in vergelijking met Wilders, maar het hof oordeelde dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden en dat de uitlatingen van de verdachte zeer kwetsend waren voor homoseksuelen en Joden. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarbij het de ernst van de uitlatingen en de impact op de betrokken groepen benadrukte. Het hof concludeerde dat de uitspraken niet onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting vallen, gezien de kwetsendheid en de context waarin ze zijn gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004599-19
datum uitspraak: 29 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-064559-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2020, 16 april 2021, 29 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het door de verdachte in hoger beroep gevoerde verweer nader bespreekt.
Bespreking van een verweer
De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat door de rechter met twee maten wordt gemeten. Naar zijn oordeel worden mensen met een moslim achtergrond anders behandeld. De zaak van de verdachte is vergelijkbaar met de strafzaken tegen Geert Wilders, maar anders dan in die zaken is in de zaak van de verdachte, die ook politicus is, er geen rekening mee gehouden dat zijn uitspraken werden gedaan ten behoeve van het maatschappelijk debat.
Het hof stelt voorop dat het algemene uitgangspunt in de rechtspraak is dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Er behoort geen onderscheid te worden gemaakt op basis van de achtergrond van de verdachte. De vergelijking die de verdachte maakt met zaken tegen de heer Wilders gaat echter niet op.
In de zaak uit 2011 waar de verdachte op wijst (ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001) betrof het beledigende uitlatingen die zijn gedaan over de Islam, de Koran en Marokkanen in Nederland. De rechter heeft in die zaken onder meer geoordeeld dat die uitlatingen – wat daar verder van zij - niet opzettelijk beledigend waren voor
een groep mensen wegens hun godsdienst. Reeds daarom vielen die uitspraken niet onder de strafbaarstelling artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, zodat een veroordeling daarvoor niet mogelijk was. In de zaak uit 2020 waar de verdachte op heeft gewezen (ECLI:NL:GHDHA:2020:1606) werd, gelet op de context van gemeenteraadsverkiezingen, aangenomen dat deze uitspraak een bijdrage kon leveren aan het publieke debat omdat zij viel binnen het kader van het immigratiebeleid dat centraal stond in het verkiezingsprogramma van de PVV. Overigens is door het hof in die zaak geoordeeld dat de ‘meer- of minder Marokkanen’ uitspraak onnodig grievend was en is de heer Wilders veroordeeld voor groepsbelediging.
De omstandigheden in de zaak van de verdachte verschillen van bovengenoemde uitspraken. De uitlatingen “Homoseksualiteit is een besmettelijke ziekte” en “Joden zijn erger dan de duivel” die de verdachte op sociale media heeft gedaan, betreffen zijn particuliere opvatting. Het enkele feit dat de verdachte leider is van een politieke partij en deze berichten gedurende de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 op sociale media heeft geplaatst, maakt nog niet dat zij zijn gedaan in het kader van een maatschappelijk debat. Noch het dossier noch de toelichting van de verdachte ter terechtzitting bevatten aanwijzingen dat de uitspraken beoogden een (politieke) discussie te entameren.
Overigens heeft te gelden, het hof wijst op de hiervoor genoemde ‘meer- of minder Marokkanen’ uitspraak, dat niet iedere uitspraak gedaan in het kader van een maatschappelijk debat de bescherming van de vrijheid van meningsuiting geniet. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de uitlatingen zeer kwetsend waren voor homoseksuelen en Joden. Dergelijke uitspraken passen niet in een samenleving waarin iedereen, ongeacht ras, geaardheid, godsdienst of geloofsovertuiging zich veilig moet kunnen voelen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 oktober 2021.
=========================================================================
[…]