ECLI:NL:GHAMS:2021:3399
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verzoeker na herstel verzuim in hoger beroep en afwijzing vergoeding wegens ontbreken gronden van billijkheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2021. Het hoger beroep werd ingesteld door de verzoeker, die in de strafzaak met parketnummer 13-189289-18 was betrokken. De verzoeker had een verzoekschrift ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om schadevergoeding voor geleden schade en kosten van rechtsbijstand. De rechtbank had de verzoeker echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift incompleet was ingediend. Het hof oordeelde dat het verzuim was hersteld doordat de verzoeker in raadkamer alsnog een ondertekend verzoekschrift had overgelegd, waardoor hij ontvankelijk werd verklaard.
Het hof beoordeelde vervolgens de verzoeken om schadevergoeding. De verzoeker had schadevergoeding gevraagd voor kosten van rechtsbijstand en schade als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen voor de schade die de verzoeker had geleden, omdat hij in belangrijke mate zelf verantwoordelijk was voor het ontstaan en voortduren van de verdenking. Echter, het hof kende wel een vergoeding toe voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg en in hoger beroep, in totaal € 560,00. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.