ECLI:NL:GHAMS:2021:3392
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis in strafzaak zonder oplegging van straf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure waarin verzoeker, Teodor, een schadevergoeding heeft verzocht naar aanleiding van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift is op 14 juli 2021 ingekomen, waarna het Openbaar Ministerie op 11 augustus 2021 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de verzochte vergoeding. Verzoeker heeft in de periode van 1 december 2013 tot en met 6 februari 2014 voorlopige hechtenis ondergaan in verband met de verdenking van het opzettelijk vervaardigen van sigaretten buiten een accijnsgoederenplaats. De strafzaak eindigde zonder oplegging van straf, omdat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof oordeelde dat de voorlopige hechtenis rechtmatig was, omdat er ernstige bezwaren waren. De enkele omstandigheid dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard, geeft echter geen automatisch recht op schadevergoeding. Het hof concludeerde dat verzoeker in belangrijke mate zelf verantwoordelijk was voor de schade die hij had geleden, en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen voor de schade als gevolg van de voorlopige hechtenis. Wel werd er een vergoeding van € 680,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, omdat de verzoekschriften van verzoeker en zijn medeverdachte grotendeels gelijkluidend waren en gelijktijdig zijn behandeld.