ECLI:NL:GHAMS:2021:2153
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor schade en kosten in rekestenprocedure na niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een rekestenprocedure, waarbij verzoeker een vergoeding heeft gevraagd voor schade en kosten die hij heeft geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift is op 21 maart 2021 ingekomen, en na een behandeling in raadkamer heeft het hof op 11 maart 2021 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verzoeker, omdat niet kon worden uitgesloten dat hij onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag valt. Verzoeker had in verband met zijn strafzaak schade geleden ter hoogte van € 4900,00 en kosten voor rechtsbijstand van € 540,00 ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 10 november 2020 in verzekering is gesteld en op 8 januari 2021 in vrijheid is gesteld. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid zijn voor toewijzing van het verzoek, omdat verzoeker pas op 19 november 2020 heeft aangegeven asiel te willen aanvragen. Het hof heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling en het voorarrest mede te wijten zijn aan de eigen houding van verzoeker, wat heeft geleid tot een gematigde toekenning van de schadevergoeding.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om verzoeker een vergoeding toe te kennen van € 5100,00 voor de ondergane voorlopige hechtenis en € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft het overige verzoek afgewezen en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier. De tenuitvoerlegging van de beschikking is bevolen door overmaking van het totaalbedrag van € 5780,00 op de rekening van verzoeker.