In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een jeugdige verdachte die is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen een persoon en mishandeling. Het hof bevestigt het vonnis van de kinderrechter, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte, geboren in 2005 in Turkije, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het slaan en trappen van een aangever zonder noemenswaardige aanleiding, wat niet alleen letsel bij het slachtoffer veroorzaakte, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbracht. De kinderrechter had eerder een werkstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 50 uren voorwaardelijk, maar het hof heeft besloten om een onvoorwaardelijke werkstraf van 70 uren op te leggen, omdat de verdachte niet gemotiveerd leek om mee te werken aan hulpverlening. Het hof overweegt dat de verdachte als eerste overtreding wordt aangemerkt en dat er geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, gezien de houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening. De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de opgelegde straf en vrijheidsbeperkende maatregel vernietigd, maar het vonnis voor het overige bevestigd.