Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
De heffingsrente is ambtshalve verminderd tot een bedrag van € 3.411.
2.Feiten
Bij oprichting zijn 95 aandelen van ieder ƒ 1.000 nominaal uitgegeven aan eiser. Hij is steeds enig aandeelhouder van [Y] B.V. geweest en heeft daarin dus een aanmerkelijk belang gehad.
(= ƒ 95.000). In de uitspraak op bezwaar is van deze gegevens uitgegaan en is de verkrijgingsprijs van eiser voor zijn aanmerkelijk belang in [Y] B.V. op € 9.076 gesteld.
Koopsom(…)
3. Een gedeelte van de koopsom ten bedrage van (…) € 419.424,00 (…) wordt voldaan door overneming van de schuld in rekening-courant die de verkoper heeft aan de vennootschap ten bedrage van (…) € 419.424,00 (…).”
(…)
1. Afwijking(en) per onderdeel van de aangifte
Inkomen uit werk en woning (box 1)
Uit verstrekte informatie blijkt dat u op 19 december 2011 uw 100% belang in [ [Y] BV] heeft verkocht aan [Z] . De prijs voor aandelen bedroeg
€ 419.425. Dat bedrag zou betaald moeten worden door overname van de vordering ad
€ 419.424 van [ [Y] BV] op [belanghebbende] en daarnaast betaling van € 1.
(…)
Uit de verstrekte balans van [ [Y] BV] blijkt dat er op het moment van verkoop sprake is van een rekening courant met (…) [belanghebbende] ter grootte van € 419.424. Daarnaast heeft de B.V. nog een pensioenverplichting op de balans staan van 52.699. Uit de pensioenbrief blijkt dat u de verzekerde persoon bent.
(…)
U hebt op het moment van verkoop van de aandelen over het pensioen beschikt.
Dit beschikken wordt op grond van artikel 19b Wet op de loonbelasting aangemerkt als loon en op grond van artikelen 3.81 juncto 3.80 en 3.1 Wet Inkomstenbelasting 2001 aangemerkt als belastbaar inkomen uit werk en woning. Als inkomsten uit werk en woning dient bij u een bedrag van € 52.699 in aanmerking te worden genomen in 2011.
(…)
Ondanks dat u uw aandelen [ [Y] BV] heeft verkocht voor een prijs van € 419.425 heeft u (…) in uw aangifte geen melding gemaakt van een aanmerkelijk belangwinst.
De aanmerkelijk belangwinst heb ik vastgesteld op € 366.725, zijnde het verkoopbedrag verminderd met het bedrag dat wordt aangemerkt als afkoop pensioen.
Nu uw fiscale partner [X] en u geen keuze hebben gemaakt om eventuele gezamenlijke inkomensbestanddelen aan een van beiden toe te delen,
Dit houdt in dat u een correctie inkomen uit aanmerkelijk belang krijgt van € 183.362.
Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)
Het berekende inkomen uit werk en woning volgens de aangifte € -/- 7.695
Totaalbedrag van de afwijking(en)
€ +52.699Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 45.004
Het aangegeven voordeel uit aanmerkelijk belang € 0
Totaalbedrag van de afwijking(en)
€ +183.362Vastgesteld belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang € 183.362”
(…)
18. In de jaarstukken van [Y] BV alsmede in de door [de toenmalig adviseur] verzorgde aangiften vennootschapsbelasting (vanaf 2006) staan de opgenomen gelden geadministreerd als “vordering aandeelhouder”.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Oordeel van de rechtbank
Niet doen van de vereiste aangifte; omkering en verzwaring van de bewijslast
Op grond van artikel 25 van de AWR heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast. Kennis en inzicht van personen aan wie een belastingplichtige het doen van aangifte overlaat of die de belastingplichtige anderszins behulpzaam zijn geweest bij de nakoming van zijn verplichting tot het doen van aangifte, moeten aan die belastingplichtige worden toegerekend (vgl. Hoge Raad 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0663). Omkering en verzwaring van de bewijslast ten gevolge van het niet doen van de vereiste aangifte treft de gehele aanslag (vgl. Hoge Raad 14 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4441).
€ 9.076. Het bedrag van de verkrijgingsprijs acht de rechtbank door verweerder op juiste wijze bepaald. Eiser heeft dat niet dan wel onvoldoende bestreden. Daar staat tegenover het niet-betalen van rente over de schuld van eiser in rekening-courant met [Y] B.V. Dat is een bedrag voor het jaar 2011 van circa € 13.000, waarvan de helft aan eiser moet worden toegerekend (artikel 2.17, derde lid, van de Wet IB 2001). Eiser heeft dit niet dan wel onvoldoende bestreden, zodat de in aanmerking te nemen rente hoger is dan de (helft van de) voormelde verkrijgingsprijs. Per saldo is het voordeel uit aanmerkelijk belang, vervreemdingsvoordeel en regulier voordeel tezamen, niet tot een te hoog bedrag in aanmerking genomen. De rechtbank herinnert eiser eraan dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Eiser is er niet in geslaagd overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. De rechtbank merkt hierbij nog op dat ook bij de gebruikelijke verdeling van de bewijslast verweerder geslaagd is de juistheid en de omvang van de correcties aannemelijk te maken.”
5.Beoordeling van het geschil
De kennis van [de toenmalig adviseur] dient bij de toetsing van de vraag of belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat door het niet aangeven van (alleen al) dit inkomen uit aanmerkelijk belang een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Het staat buiten kijf dat een professioneel belastingadviseur zich ervan bewust diende te zijn dat (alleen al) dit inkomen uit aanmerkelijk belang in de aangifte diende te worden vermeld. Overigens diende ook belanghebbende zich hiervan ten tijde van het doen van de aangifte bewust te zijn, zo stelt de inspecteur.
€ 419.424, waarvan volgens belanghebbende € 175.129 in 2011 is opgenomen vóór eind oktober 2011, waarna hij metterwoon naar Nederland is teruggekeerd.
Volgens belanghebbende is € 28.039 opgenomen in de periode in 2011 dat hij weer in Nederland woonde [
Hof:zie hierover onder 5.3.1].
Voorts stelt de inspecteur dat, zelfs als zou worden aangenomen dat belanghebbende door de jaren heen – in plaats van opnamen ten titel van rekening-courant – dividend zou hebben genoten, hij ook dan nog steeds in 2011 een winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten ter grootte van € 410.348 (= € 419.424 -/- € 9.076) uit hoofde van de vervreemding van de aandelen [Y] BV
6.Kosten
7.7. Beslissing
S.E. Faber, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.F.J.S. Molleman, als griffier. De beslissing is op 18 mei 2021 in het openbaar uitgesproken.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.