3.1In de als productie 1C bij het inleidend verzoekschrift overgelegde arbeidsovereenkomst tussen partijen is – voor zover hier van belang – onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 2 – Functie-inhoud en functievervulling
1. De functie omvat mede het volgende:
Het besturen van de vennootschap en haar 100% deelnemingen.
De beleidsvoorbereiding en beleidsformulering, en daarmee het realiseren van de operationele, beleidsmatige, financiële en personele doelstellingen van de organisatie van de werkgever binnen de kaders zoals vastgesteld door de Stichting in haar hoedanigheid van aandeelhouder van de werkgever.
Het vertalen van het strategische beleid zoals vastgesteld door de Stichting in haar hoedanigheid van aandeelhouder van de werkgever naar de specifieke doelstellingen voor de organisatie en draagt zorg voor de implementatie en de uitvoering ervan.
De communicatie met de Stichting en haar voorzitter, waaronder zo nodig de agendering en voorbereiding van vergaderingen van de Stichting en het maken documenten ten aanzien van de daarin genomen besluiten.
De benoeming, aansturing / leiding geven aan en controle van medewerkers.
De toetsing van participatie aanvragen.
De bewaking van het budget en de participaties en het ondernemen van actie bij dreigende tekorten en/of problemen bij participaties.
Het opstellen van beleidsplannen en -beleidsrapportages.
Het onderhouden van de contacten met de banken en overige investeringsmaatschappijen.
Het beheer van de financiële zaken.
Het onderhouden van interne en externe werkcontacten met alle relevante organisaties, instellingen en dergelijke dienstig voor de Stichting en de werkgever.”
Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat [appellant] als algemeen directeur van IIF Holding onder meer verantwoordelijk was voor diverse taken met betrekking tot het beleid van de vennootschap en voor het beheer van financiële zaken. De functie van [appellant] betrof, met name nu het een leidende positie binnen de vennootschap was, een functie waarbij erop moest kunnen worden vertrouwd dat hij de financiële belangen van de vennootschap naar behoren behartigde. Enerzijds staat vast dat [appellant] tezamen met zijn broer eigenaar is van het bedrijfspand waarin IIF Holding is gevestigd en in dat kader een persoonlijk belang heeft bij de verhuur van het bedrijfspand. Anderzijds was [appellant] als algemeen directeur van IIF Holding verantwoordelijk voor het beheer van de financiële zaken van die vennootschap en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor – onder meer – het verrichten van de huurbetalingen namens IIF Holding. Gelet op de omstandigheid dat [appellant] enerzijds een persoonlijk belang had als verhuurder van het bedrijfspand en anderzijds als algemeen directeur het belang van de vennootschap had te dienen, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is geweest van een belangenconflict bij het aangaan van de verplichting tot uitbreiding van de huur van een gedeelte naar het gehele bedrijfspand. Het had daarom op de weg van [appellant] gelegen om in de gegeven omstandigheden jegens IIF Holding transparant te zijn omtrent de uitbreiding van de huur en daarom had [appellant] IIF Holding moeten inlichten omtrent het belangenconflict ten aanzien van het door IIF Holding gehuurde pand. [appellant] heeft IIF Holding gebonden aan de verplichting om vanaf 2014 een jaarlijkse huurprijs van € 68.000,- te voldoen, vermeerderd met diverse huisvestings- en onderhoudskosten die in beginsel voor rekening komen van [appellant] en zijn broer als eigenaren van het bedrijfspand. Dit klemt te meer nu IIF Holding onweersproken heeft gesteld dat zij – ondanks de stijging van de huurprijs naar € 68.000,- per jaar – slechts een deel van het bedrijfspand in gebruik had. [appellant] is aldus niet alleen onvoldoende transparant geweest, hij heeft bovendien de belangen van IIF onvoldoende behartigd. De stellingen van [appellant] dat het bestuur van IIF Holding reeds in 2014 op de hoogte was van de huurconstructie, dat het de wens van het bestuur van de stichting IIF is geweest om de huur uit te breiden van een gedeelte naar het gehele bedrijfspand en dat [appellant] [A] reeds in november 2015 hierover heeft geïnformeerd maken, wat daarvan ook zij, het voorgaande niet anders nu deze [appellant] niet ontslaat van zijn zelfstandige verantwoordelijkheid als algemeen directeur van IIF Holding om de belangen van de vennootschap naar behoren te behartigen. Bovendien is niet gebleken dat [appellant] daarbij voldoende uitdrukkelijk onder de aandacht heeft gebracht dat de eerder genoemde lasten voor rekening van IIF Holding zouden komen en evenmin dat hij daarbij voldoende uitdrukkelijk geschetst heeft welke risico’s en gevolgen voor IIF verbonden waren aan het huren van het gehele pand op de desbetreffende voorwaarden.