Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6 maart 2019 van [X] , gedragswetenschapper bij [zorginstantie] , blijkt dat [de minderjarige] veel moeite heeft met het begrijpen van de wereld om haar heen en een sterke controlebehoefte heeft, mogelijk voortkomend uit een gevoel van onveiligheid door toedoen van vroegkinderlijke traumatische gebeurtenissen. Zij heeft weinig besef van familiebanden. Zij ziet haar pleegouders als haar primaire opvoedfiguren en begint uit zichzelf geen gesprekken over haar biologische ouders. [zorginstantie] verwacht dat [de minderjarige] omgang met de vader momenteel als belastend en onveilig zal ervaren. Het zal voor haar veel spanning opleveren. Omgang zal niet bijdragen aan haar ontwikkeling. Ter zitting is voorts naar voren gekomen dat [de minderjarige] veel tijd nodig heeft om te leren omgaan met nieuwe situaties en personen. Zij is thans niet in staat haar emoties adequaat te kanaliseren. [de minderjarige] is gebaat bij een omgeving met veel structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid. Haar huidige woonlocatie biedt haar dat. Zij heeft omgang met beide pleegouders van haar voormalig pleeggezin die zij als primaire opvoeders kent en twee keer per jaar met haar biologische moeder. [de minderjarige] is zich er niet van bewust dat dit haar moeder is. Thans heeft zij de vader zeven jaar niet gezien. [de minderjarige] begrijpt niet dat verzoeker haar vader is en toont tot op heden geen interesse in hem.