ECLI:NL:RBNNE:2022:2197

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
C/18/209099 / FA RK 21-3432
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgang en informatie van ouders zonder gezag met betrekking tot hun kind, waarbij de voogdij is opgedragen aan pleegouders

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarig kind, dat onder voogdij staat van pleegouders, verzocht om een omgangsregeling en een informatieregeling. De ouders hebben sinds januari 2020 geen contact meer gehad met hun kind en willen graag dat dit contact wordt hersteld. De pleegouders hebben echter verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat omgang niet in het belang van het kind is, gezien de kwetsbaarheid en de problematiek van het kind, waaronder Foetaal Alcoholspectrumstoornis (FASD) en autisme. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen, maar wel een informatieregeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders beoordeeld en geconcludeerd dat het voor het kind te belastend is om omgang met zijn ouders te hebben. De rechtbank heeft het verzoek om een omgangsregeling afgewezen, maar heeft wel een informatieregeling vastgesteld, waarbij de pleegouders verplicht zijn om de ouders eenmaal per drie maanden te informeren over de ontwikkeling van het kind en hen een recente foto te sturen, met tussenkomst van een neutrale partij. De beschikking is gegeven op 28 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak-/rekestnummer: C/18/209099 / FA RK 21-3432
Beschikking van 28 juni 2022
in de zaak van
[naam vader],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna ook ''de vader'' wordt genoemd,
en
[naam moeder],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna ook ''de moeder'' wordt genoemd,
advocaat: mr. E. Peeters, die kantoor houdt in Groningen,
de vader en de moeder worden hierna ook ''de ouders'' genoemd,
tegen
[naam pleegvader],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna ook ''de pleegvader'' wordt genoemd,
en
[naam pleegmoeder]
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna ook ''de pleegmoeder'' wordt genoemd,
advocaat mr. M. Helmantel, die kantoor houdt in Sappemeer,
de pleegvader en de pleegmoeder worden hierna ook ''de pleegouders'' genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
  • het verzoekschrift van de ouders, door de rechtbank ontvangen op 28 oktober 2021;
  • het F9-formulier van de ouders, door de rechtbank ontvangen op 7 december 2021;
  • het F9-formulier van de pleegouders, door de rechtbank ontvangen op 7 maart 2022;
  • het F9-formulier van de ouders, door de rechtbank ontvangen op 14 juni 2022.
1.2.
De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2022 mondeling en met gesloten deuren behandeld. De rechtbank heeft toen gesproken met de ouders en hun advocaat, de pleegouders en hun advocaat en mevrouw E.M. Scholte, namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: "de Raad").
1.3.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is op [geboortedatum] 2012 in [geboortedatum] de thans nog minderjarige [naam kind] geboren (hierna: " [naam kind] "). Met ingang van 18 januari 2022 is de achternaam van [naam kind] gewijzigd naar " [achternaam pleegvader] ".
2.2.
[naam kind] is na zijn geboorte voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg en met een spoedmaatregel uit huis geplaatst. Vervolgens is [naam kind] definitief onder toezicht gesteld. Hij verblijft sinds eind juli 2012 bij zijn huidige pleegouders.
2.3.
In 2013 werd bij [naam kind] de diagnose Foetaal Alcoholspectrumstoornis (FASD) vastgesteld. Daarnaast voldoet het gedrag van [naam kind] aan de criteria van een autismespectrumstoornis (ASS). [naam kind] functioneert op moeilijk lerend/zwakbegaafd niveau.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 10 februari 2015 is het ouderlijk gezag van de ouders over [naam kind] beëindigd en is Bureau Jeugdzorg Groningen tot voogd over [naam kind] benoemd.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 mei 2016 is de voogdij over [naam kind] overgedragen aan de pleegouders.
2.6.
De ouders hadden één keer per drie maanden omgang met [naam kind] . De pleegouders waren tijdens deze omgangsmomenten aanwezig. Ook ontvingen de ouders van de pleegouders regelmatig informatie over hoe het met [naam kind] ging en foto's van [naam kind] .
2.7.
Sinds januari 2020 is er geen contact meer geweest tussen de ouders en [naam kind] . De ouders hebben [naam kind] voor het laatst gezien in december 2019. Ook worden de ouders niet meer door de pleegouders geïnformeerd over [naam kind] .

3.Het verzoek

3.1.
De ouders verzoeken de rechtbank:
I. een omgangsregeling vast te stellen waarbij de ouders en [naam kind] eenmaal per maand, al dan niet onder begeleiding van een instantie, gedurende zes uren omgang met elkaar hebben, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen omgangsregeling;
II. te bepalen dat de pleegouders de ouders eenmaal per maand schriftelijk informeren over gewichtige aangelegenheden omtrent de persoon en vermogen van [naam kind] en gelijktijdig telkens een recente goedgelijkende foto van [naam kind] aan de ouders verstrekken;
III. de in deze te wijzen beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Door en namens de ouders wordt het volgende, samengevat weergegeven, aangevoerd. De ouders hebben [naam kind] al geruime tijd niet gezien en willen graag dat het contact op korte termijn wordt hervat. De ouders achten het in het belang van [naam kind] dat de band tussen hen en [naam kind] niet wordt verbroken of verminderd. De ouders begrijpen dat [naam kind] in het gezin van de pleegouders opgroeit. Zij willen echter wel op regelmatige basis tijd met [naam kind] doorbrengen en vinden dat van de pleegouders verwacht mag worden dat zij zich inspannen om de omgang te laten plaatsvinden. Met betrekking tot de informatieregeling voeren de ouders aan dat zij het recht hebben om regelmatig informatie over [naam kind] te ontvangen. De ouders stellen zich op het standpunt dat in deze situatie, analoog aan artikel 1:377b lid 1 BW, een informatieverplichting voor de pleegouders bestaat. De ouders vinden dat, nu er al geruime tijd geen omgang tussen hen en [naam kind] is, de informatieplicht een belangrijk middel voor hen vormt om een band met hun kind te kunnen behouden.

4.Het verweer

4.1.
De pleegouders voeren verweer strekkende tot afwijzing van de verzoeken van de ouders.
4.2.
Door en namens de pleegouders wordt het volgende, samengevat weergegeven, aangevoerd. De pleegouders zijn van mening dat herstel van het contact tussen [naam kind] en zijn ouders niet in het belang van [naam kind] is. Dat dit niet in zijn belang is wordt onderschreven door de kinderarts, de gezondheidszorgpsycholoog-orthopedagoog en de begeleiders van het Leger des Heils. De pleegouders lichten toe dat de omgangsmomenten de afgelopen jaren niet goed en niet conform afspraak zijn verlopen. Na elke omgang moest [naam kind] zijn prikkels verwerken en was hij nog dagenlang van slag, wat zich uitte in schreeuwen en agressief gedrag. Met betrekking tot de informatieregeling voeren de pleegouders aan dat zij regelmatig foto’s en berichten naar de ouders hebben gestuurd via Whatsapp, maar dat daar niet of nauwelijks op werd gereageerd. De pleegouders hebben niet van de ouders vernomen dat zij de informatieverschaffing als prettig hebben ervaren. Daarbij komt dat [naam kind] het als verraad kan ervaren indien de pleegouders weer foto's en berichten naar de ouders gaan sturen, hetgeen grote gevolgen kan hebben voor de vertrouwensband van [naam kind] met de pleegouders.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad adviseert de rechtbank om geen omgangsregeling tussen de ouders en [naam kind] vast te leggen. De Raad licht toe, samengevat weergegeven, dat het van belang is dat [naam kind] rust krijgt om zich veilig te kunnen ontwikkelen. [naam kind] is een pittig jongetje met een zware problematiek. Bij hem is het Foetaal Alcoholspectrumstoornis (FASD) vastgesteld, hij heeft autisme en is prikkelgevoelig. Het is niet eenvoudig om op een juiste manier bij [naam kind] aan te sluiten. De door de pleegouders geraadpleegde deskundigen hebben aangegeven dat omgang op dit moment niet in het belang is van [naam kind] en in zijn nadeel werkt. Het advies van de deskundigen dient serieus genomen te worden. De Raad acht een raadsonderzoek niet van toegevoegde waarde, omdat de Raad niet de verwachting heeft dat een raadsonderzoek een andere uitkomst zal opleveren dan hetgeen de kinderarts en de gezondheidszorgpsycholoog-orthopedagoog reeds hebben geadviseerd. Wellicht is het mogelijk dat over één of twee jaar wordt gekeken naar de vraag welke mogelijkheden er op dat moment zijn voor omgang tussen [naam kind] en zijn ouders.
5.2.
De Raad adviseert de rechtbank om wel een informatieregeling vast te leggen. De Raad licht toe dat de ouders daar recht op hebben. Met betrekking tot de informatieverschaffing stelt de Raad voor dat de pleegouders de informatie naar een neutrale partij sturen en dat de ouders de informatie van een neutrale partij ontvangen.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de omgangsregeling
6.1.
De rechtbank dient een beslissing te nemen op het verzoek van de ouders om tussen hen en [naam kind] een omgangsregeling vast te stellen.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 1:377a BW een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en andersom dat ouders in beginsel recht hebben op en de verplichting hebben tot omgang met hun kind. De rechter kan op verzoek van (een van) de ouders, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen dan wel ontzeggen. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts indien sprake is van een van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde gronden.
6.3.
De rechtbank zal geen omgangsregeling tussen de ouders en [naam kind] vaststellen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de door de pleegouders overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling hebben uitgelegd is het de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat het voor [naam kind] op dit moment te belastend is om omgang met zijn ouders te hebben. [naam kind] is een kwetsbare jongen die op een moeilijk lerend/zwakbegaafd niveau functioneert. Bij hem is Foetaal Alcoholspectrumstoornis (FASD) vastgesteld en zijn gedrag voldoet aan de criteria van een autismespectrumstoornis (ASS). Gelet op zijn problematiek dient er op een bepaalde wijze met [naam kind] te worden omgegaan. De pleegouders hebben uitgelegd dat de meeste omgangsmomenten niet goed verlopen en dat de ouders niet goed weten aan te sluiten bij [naam kind] . Nadien heeft [naam kind] veel last van de omgang. Dat uit zich in angstig en agressief gedrag. Uit de brieven van 31 augustus 2021 en 9 september 2021 van de bij [naam kind] betrokken kinderarts en gezondheidszorgpsycholoog-orthopedagoog blijkt - samengevat weergegeven - dat de omgang van negatieve invloed is op de ontwikkeling van [naam kind] en dat het op dit moment niet in zijn belang is om omgang te hebben met zijn ouders. Ook de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om geen omgangsregeling vast te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank levert de omgang voor [naam kind] zodanig ernstig nadeel op voor zijn geestelijke en lichamelijke ontwikkeling, dat het niet in zijn belang is dat thans een omgangsregeling met zijn ouders wordt vastgesteld. De rechtbank zal het verzoek van de ouders dan ook afwijzen.
Ten aanzien van de informatieregeling
6.4.
De rechtbank dient voorts een beslissing te nemen op het verzoek van de ouders om een informatieregeling vast te stellen.
6.5.
Een recht op informatie en consultatie van de ouders die niet het gezag hebben jegens een voogd is niet in artikel 1:377b BW geregeld. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat in onderhavige situatie, analoog aan artikel 1:377b lid 1 BW, een informatieverplichting voor de voogd en kan de rechter op verzoek van een ouder zonder gezag een regeling vaststellen, tenzij het belang van het kind vereist dat het eerste lid buiten toepassing blijft. De rechtbank overweegt daartoe dat een voogd ingevolge artikel 1:336 BW zorg draagt dat de minderjarige (overeenkomstig diens vermogen) wordt verzorgd en opgevoed. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank behoort tot voornoemde zorg en verantwoordelijkheid van een voogd, in beginsel mede dat zij de ouders die niet met het gezag zijn belast op de hoogte stelt omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Daarbij komt dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:377b BW blijkt dat de niet met het gezag belaste ouder dient te worden geïnformeerd door de wel met het gezag belaste ouder, nu van belang is dat de band tussen kind en niet met het gezag belaste ouder niet onnodig ernstiger wordt aangetast dan toch al vaak het geval is door de scheiding (Gerechtshof Amsterdam 18 februari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:562). De rechtbank is van oordeel dat dit ook geldt indien een voogd is benoemd en het kind niet bij de ouders woont.
6.6.
De rechtbank ziet aanleiding om in onderhavige zaak een informatieregeling vast te stellen. De rechtbank overweegt daartoe dat de ouders, nu zij gelet op de ontwikkeling van [naam kind] geen omgang met hem kunnen hebben, door het ontvangen van informatie over en foto's van [naam kind] de band die zij met hem hebben kunnen blijven behouden. De rechtbank begrijpt de zorgen van de pleegouders over het verzenden van informatie aan de ouders, maar is van oordeel dat het belang van de ouders om geïnformeerd te blijven worden over [naam kind] zwaarder weegt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de pleegouders en de ouders geen rechtstreeks contact met elkaar hoeven te hebben, maar dat de informatie via een neutrale tussenpartij aan de ouders verstrekt kan worden, zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
6.7.
De rechtbank zal dan ook een informatieregeling vaststellen waarbij de pleegouders eenmaal per drie maanden informatie over hoe het met [naam kind] gaat en een foto dienen te sturen aan het Leger des Heils, dat als contactinstantie voor de pleegouders fungeert, waarna het Leger des Heils de informatie doorstuurt naar de begeleiders van de ouders, werkzaam bij WerkPro. WerkPro stuurt de informatie door naar de ouders. De rechtbank acht het positief dat de pleegouders en de ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven met deze wijze van informatieverschaffing te kunnen instemmen.
6.8.
De rechtbank acht het voorts van belang dat de pleegouders met de kinderarts en de gezondheidszorgpsycholoog-orthopedagoog in gesprek blijven over de vraag of, en zo ja, wanneer omgang tussen [naam kind] en zijn ouders zou kunnen plaatsvinden. De pleegouders dienen de ouders dan ook eens per jaar te informeren over de visie van de kinderarts en de gezondheidszorgpsycholoog-orthopedagoog over de mogelijkheden tot omgang.
6.9.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissingen genomen worden.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
stelt een informatieregeling vast, waarbij de pleegouders eenmaal per drie maanden schriftelijk informatie over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [naam kind] en een recente goedgelijkende foto van [naam kind] verstrekken aan de ouders, met dien verstande dat de pleegouders de informatie niet rechtstreeks naar de ouders sturen, maar met tussenkomst van het Leger des Heils en de begeleiders van de ouders, werkzaam bij Werkpro, een ander zoals omschreven onder 6.7.;
7.2.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn:RV