In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1964, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het voorhanden krijgen van een door misdrijf verkregen goed, in dit geval een boottrailer. De tenlastelegging omvatte zowel het verwerven als het voorhanden hebben van de boottrailer, terwijl de verdachte wist of had moeten weten dat het een gestolen goed betrof. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 oktober 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij de boottrailer op zijn terrein aantrof en deze had afgesloten, omdat hij het terrein moest ontruimen. De verdachte ontkende te weten dat de trailer gestolen was.
Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de anonieme getuigenverklaringen in overweging genomen. De anonieme getuige had verklaard de verdachte met de trailer te hebben gezien en dat deze op een verdachte manier was afgedekt. Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was en dat de omstandigheden rondom de trailer duidden op opzetheling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken en een taakstraf van 40 uur, zonder bijzondere voorwaarden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de proeftijd niet meer liep.