ECLI:NL:GHAMS:2020:3737

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
19/00643 tot en met 19/00646
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vennootschapsbelasting en kostencorrecties met betrekking tot navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2012, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst aan belanghebbende, een vennootschap gevestigd te [Y]. De inspecteur had eerder navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd, die door belanghebbende werden bestreden. De rechtbank Noord-Holland had in haar uitspraak van 15 maart 2019 de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd, met uitzondering van de beslissingen over de kostenvergoeding. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, terwijl de inspecteur incidenteel hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 2 december 2020 bereikten partijen een compromis. Het Hof oordeelde dat 25% van de in geschil zijnde kostenposten alsnog in aftrek werd toegelaten, wat leidde tot aangepaste belastbare bedragen voor de jaren 2009 tot en met 2012. De boetes werden vernietigd, en de inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.362,50, en het door belanghebbende betaalde griffierecht. Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond en het incidenteel hoger beroep van de inspecteur ongegrond, en deed uitspraak conform het tussen partijen bereikte compromis.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 19/00643 tot en met 19/00646
15 december 2020
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ., gevestigd te [Y] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. K.H.F. Derkx)
alsmede op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 15 maart 2019 in de zaken met kenmerk HAA 16/5032, HAA 16/5033, HAA 16/5035 en 16/5036 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2011 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (vpb) en voor het jaar 2012 een primitieve aanslag vpb opgelegd naar de hieronder vermelde belastbare bedragen. Daarbij heeft de inspecteur heffingsrente- en belastingrentebeschikkingen en boetebeschikkingen vastgesteld naar de hieronder vermelde bedragen.
Belastbaar bedrag
Heffings-/belastingrente
Vergrijpboete
2009
€ 233.210
€ 6.547
€ 12.498
2010
€ 626.032
€ 17.195
€ 40.992
2011
€ 398.262
€ 8.800
€ 25.346
2012
€ 90.516
€ 1.168
€ 4.381
1.2.
De inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen als volgt verminderd:
Belastbaar bedrag
Heffings-/belastingrente
Vergrijpboete
2009
€ 233.066
€ 6.540
€ 12.107
2010
€ 585.232
€ 15.668
€ 34.558
2011
€ 368.189
€ 7.887
€ 20.511
2012
€ 66.732
€ 724
€ 3.336
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 15 maart 2019 als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur zijn daarin aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, met uitzondering van de daarin begrepen beslissingen over de kostenvergoeding;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- vermindert de navorderingsaanslag vpb 2009 tot een naar een belastbaar bedrag van € 173.057 en vermindert de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag vpb 2010 tot een naar een belastbaar bedrag van € 535.082 en vermindert de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de navorderingsaanslag vpb 2011 tot een naar een belastbaar bedrag van € 327.776 en vermindert de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag vpb 2012 tot een naar een belastbaar bedrag van € 33.821 en vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.536;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”
1.5.
Belanghebbende heeft op 23 april 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De inspecteur heeft op 6 augustus 2019 incidenteel hoger beroep bij het Hof ingesteld. Belanghebbende heeft een schriftelijke zienswijze ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2020.

2.Feiten

Voor de tussen partijen vaststaande feiten verwijst het Hof naar de uitspraak van de rechtbank (onderdeel 1 tot en met 9).

3.Geschil in (incidenteel) hoger beroep

Evenals in beroep is in geschil of de inspecteur de door belanghebbende in aftrek gebrachte kostenposten terecht heeft gecorrigeerd. Hierbij liggen alle in eerste aanleg betwiste kostenposten wederom ter beoordeling voor, dit met uitzondering van de kostenpost ‘wereldinkopen 2011’ (zie r.o. 25 van de uitspraak van de rechtbank). Voorts zijn de vergrijpboetes weer in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen hebben dienaangaande op de zitting bij het Hof ter beëindiging van het aanhangige geschil overeenstemming bereikt, en wel als volgt:
( i) Van de in geschil zijnde kostenposten wordt 25 percent alsnog in aftrek toegelaten. Op grond hiervan dienen de bij de bestreden uitspraken op bezwaar nader vastgestelde belastbare bedragen verder te worden verminderd tot op:
€ 190.748 (2009), € 478.775 (2010), € 301.490 (2011) en € 57.031 (2012).
( ii) De boetes worden vernietigd, conform de uitspraak van de rechtbank.
( iii) De inspecteur vergoedt de proceskosten van belanghebbende op basis van de in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) opgenomen forfaitaire bedragen voor het hoger beroep, nader te bepalen door het Hof (zie 5), en
( iv) De inspecteur vergoedt het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht.
4.2.
Het Hof zal met inachtneming van het tussen partijen bereikte compromis uitspraak doen. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond en het incidenteel hoger beroep van de inspecteur ongegrond. Beslist dient te worden als hieronder vermeld.

5.Proceskosten

5.1.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit.
5.2.
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit in verbinding met de bijlage bij het Besluit stelt het Hof de voor de proceshandelingen toegekende punten als volgt vast:
Hoger beroep:
1. punt voor indienen hoger beroepschrift
1. punt voor indienen schriftelijke zienswijze op incidenteel hoger beroep
1. punt voor verschijnen ter zitting
Het aantal proceshandelingen komt daarmee uit op in totaal 3 punten.
5.3.
Het bedrag van de proceskosten stelt het Hof overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op in totaal € 2.362,50 [3 x € 525 x 1 (gewicht van de zaak: gemiddeld) x 1,5 (aantal samenhangende zaken: 4 of meer)].

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen ter zake van de vergrijpboetes, de proceskosten en het griffierecht;
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar, met uitzondering van de beslissingen ter zake van de kosten;
  • vermindert de navorderingsaanslag vpb 2009 tot een belastbaar bedrag van
  • vermindert de navorderingsaanslag vpb 2010 tot een belastbaar bedrag van
  • vermindert de navorderingsaanslag vpb 2011 tot een belastbaar bedrag van
  • vermindert de aanslag vpb 2012 tot een belastbaar bedrag van € 57.031 en vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.362,50, en
  • gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep van € 519 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 15 december 2020 in het openbaar uitgesproken en wordt gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.