Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
[Y],
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/
1.TRADMAN NETHERLANDS B.V.,
TRADMAN FS HOLDING B.V.,
TRADMAN IP HOLDING B.V.,
TMF HOLDING B.V.,
[X],
[Y],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
In de zaak Belastingdienst/Tradman FS, Tradman IP, TMF, [X] en [Y]
ten tijde van het door de Ontvanger onrechtmatig geachte handelen. Het hof vindt zelfs steun voor zijn voorgaande oordelen in Van Maarseveen/Ontvanger. In rov. 3.4.3 overweegt de Hoge Raad namelijk dat voor de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding de grootte van de schade moet blijken uit
opgelegdeaanslagen. In de situatie waarin het belastingrecht geen mogelijkheden meer biedt te doen vaststellen dat een bedrag waarop de belastingdienst materieel aanspraak heeft, hem inderdaad toekomt, kan aan dat voorschrift niet meer worden voldaan omdat de belastingschulden in beginsel niet meer door aanslagen kunnen worden geformaliseerd.
opleggenvan een aanslag heeft verhinderd, maar slechts dat het de Ontvanger vrijstaat schadevergoeding te vorderen van een derde die volgens de Ontvanger onrechtmatig de
invorderingvan belastingschulden heeft verhinderd (rov. 3.5).
verhaaldoor de Ontvanger hebben
belemmerd, langdurig voor de Ontvanger verborgen kan zijn gebleven, en dat dit het temeer gerechtvaardigd maakt om tot uitgangspunt te nemen dat de Ontvanger zijn bevoegdheid tot verhaal van schade kan uitoefenen totdat de rechtsvordering volgens art. 3:310 BW is verjaard (rov. 3.8). Ook hieruit kan echter niet worden afgeleid dat het de Staat of de Ontvanger vrijstaat schadevergoeding te vorderen van een derde die volgens de Staat en de Ontvanger onrechtmatig het
opleggenvan een aanslag heeft verhinderd.
pleger, als wel of het aanvaardbaar is dat voor een dergelijke onrechtmatigheid geen civielrechtelijke remedie ter beschikking staat aan de
benadeelde. Meer precies is van belang of het aanvaardbaar is dat bij een dergelijke onrechtmatigheid de remedie van schadevergoeding ontbreekt. Schadevergoeding is immers vooral gericht op rechtsherstel en niet zozeer op sanctionering van gedragingen. Naar het oordeel van het hof is het ontbreken van die remedie niet onaanvaardbaar. Het wordt gerechtvaardigd door de op het gebied van de belastingheffing toepasselijke regels, zoals hiervoor in rov. 3.9 is overwogen. Het is niet onaanvaardbaar dat deze remedie voor de Staat en de Ontvanger ontbreekt in hun verhouding tot de burger als belastingplichtige, ook niet als de belastingplichtige opzettelijk verhindert dat tijdig belastingaanslagen kunnen worden opgelegd. Dit gevolg van de toepasselijke regels is zowel door de wetgever als door de Hoge Raad onder ogen gezien en aanvaard. Niet valt in te zien dat dit anders zou zijn in de verhouding van de Staat en de Ontvanger tot de burger als derde.