2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak, op de toestandsdatum bestaande uit een voetbalstadion met onderliggende grond en de aanliggende parkeerterreinen P1 tot en met P7 aan de [adres] te [plaats] . De onroerende zaak maakte tot 15 juni 2010 deel uit van de boedel van [X BV] . (hierna: [X BV] ). De onroerende zaak is in het kader van de afhandeling van het faillissement van [X BV] op 15 juni 2010 voor € 15.000.000 verkocht aan eiseres, wier aandelen toentertijd werden gehouden door ondernemers in de regio [plaats] . In de loop van 2010 zijn de aandelen in eiseres overgenomen door een besloten vennootschap waarvan [Y] de enig aandeelhouder was, tevens enig bestuurder van eiseres.
2. Ten tijde van de verkoop was de onroerende zaak verhuurd aan [Z] N.V. (hierna: de huurder), die de onroerende zaak als voetbalstadion voor de eredivisie voetbalclub [Z] in gebruik heeft. De door de huurder met [X BV] gesloten huurovereenkomst tegen een jaarhuur van € 2.600.000 is na de aankoop door eiseres vervangen door een tussen eiseres en de huurder gesloten huurovereenkomst, gedagtekend 4 oktober 2010, tegen een aanvangshuur van € 900.000 per jaar voor een periode van 25 jaar. In de overeenkomst is opgenomen dat indien de verhuurder overgaat tot verkoop van de onroerende zaak de huurder een eerste recht van koop heeft.
3. Bij brief van 3 november 2011 aan eiseres is het ‘Afsprakenkader trainingscomplex [naam] ’ vastgesteld. Deze brief is ondertekend door de wethouder [naam] , namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college). In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
“De afgelopen maanden is namens het college met vertegenwoordigers van [de huurder] en [eiseres] gesproken over de condities waaronder tot ontwikkeling van een nieuw trainingscomplex in de [naam] in [plaats] kan worden gekomen. (…).
In het laatste gesprek (…) is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de programmatische en financiële aspecten met betrekking tot en samenhangend met de vestiging van het nieuwe trainingscomplex (…). Het doet ons genoegen de gemaakte afspraken in deze brief te bevestigen. Deze afspraken zullen, nadat ook de raad hiermee heeft ingestemd, worden uitgewerkt en vastgesteld in een door [de huurder] en de gemeente te ondertekenen huurovereenkomst en samenwerkingsovereenkomst met een eerste looptijd van 25 jaar en een door [eiseres] en de gemeente te ondertekenen erfpachtovereenkomst.
(…)
Realisatie van het nieuwe trainingscomplex (…) is een omvangrijke investering die in economisch moeilijke tijd grote financiële inspanningen vraagt van de betrokken partijen. Teneinde in de randvoorwaardelijke sfeer [eiseres] tegemoet te komen, is een aantal aanvullende afspraken met u gemaakt die parallel aan het op te stellen huurcontract verder worden uitgewerkt.
OZB stadionDe recente transactieprijs van het stadion, de wijziging van eigenaar en de commerciële exploitatiedoelstelling van de huidige eigenaar/gebruiker, heeft geleid tot een nieuwe waardebepaling van het stadion. In de nieuwe waardebepaling is uitgegaan van de actuele bedrijfswaarde terwijl in de oude situatie sprake was van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Dit resulteert bij voortzetting van de huidige commerciële exploitatie in een structurele verlaging van de OZB met € 50.000 (eigenarendeel € 28.000 en gebruikersdeel € 21.800).”
4. Het onder 3 genoemde trainingscomplex is uiteindelijk niet in de gemeente Alkmaar gerealiseerd, hetgeen heeft geleid tot ongenoegen tussen eiseres en het college en tot een nieuwe standpuntbepaling van de kant van het college. De in de onder 3 genoemde brief vervatte afspraken waren ten tijde van de uitspraak op bezwaar van kracht.
5. Bij beschikkingen op de voet van artikel 22 van de Wet WOZ is de waarde van de onroerende zaak voor de jaren 2012 en 2013 vastgesteld op € 28.000.000. Voor het daaraan voorgaande jaar was die waarde vastgesteld op € 43.000.000.
6. Tot de stukken behoort een door verweerder ingebracht taxatierapport van [namen] waarin de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 is berekend op een gecorrigeerde vervangingswaarde van € 51.029.361.
Verweerder heeft tevens ingebracht een taxatierapport van [naam] , waarin de waarde van de onroerende zaak per die waardepeildatum met behulp van de Discounted Cash Flowmethode (DCF-methode) is berekend op een bedrijfswaarde van € 18.000.000.
Eiseres heeft een taxatiekaart ingebracht, waarin de waarde van de onroerende zaak per die waardepeildatum aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode is berekend op € 9.027.609 .
7. Eiseres heeft de onroerende zaak na 2014 verkocht. De onroerende zaak is op 12 april 2017 geleverd aan de huurder tegen een koopprijs van € 15.140.000. Vervolgens is de onroerende zaak op 12 oktober 2017 door de (voormalige) huurder verkocht en geleverd aan [B BV] tegen een koopprijs van € 15.140.000. De aandelen van [B BV] . worden gehouden door [C BV] , welke vennootschap tevens enig bestuurder is van [B BV] . De aandelen van [C BV] worden gehouden door de [naam stichting] , waarvan de bestuurders andere natuurlijke personen zijn dan [naam] ”