Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de uitleg van een beding in een koopovereenkomst betreffende het recht tot terugkoop van een strook grond na het overlijden van de verkoper. De appellant, eigenaar van een woning, had in 1996 een strook grond verkocht aan de tante van de geïntimeerden, met de afspraak dat deze grond aan hem zou worden aangeboden als de koper het pand zou verkopen, verhuren of metterwoon zou verlaten. Na het overlijden van de erflaatster, die de grond aan de geïntimeerden had nagelaten, vorderde de appellant nakoming van het recht tot terugkoop. De rechtbank oordeelde dat de aanbiedingsplicht ook gold bij overlijden, maar wees de vordering tot nakoming af, omdat de appellant slechts een persoonlijk recht had. In hoger beroep heeft het hof de uitleg van de rechtbank bevestigd, maar oordeelde dat de aanbiedingsplicht was ontstaan door het overlijden van de erflaatster en dat de geïntimeerden deze verplichting niet waren nagekomen. Het hof heeft de vordering tot nakoming van de appellant toegewezen en de geïntimeerden veroordeeld tot medewerking aan de aanbieding en levering van de strook grond, met dwangsommen bij niet-nakoming.