ECLI:NL:GHAMS:2020:2455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
19/00916
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in belastingzaken en tijdige indiening van beroepschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door K.G.H. Naipal, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag van de inspecteur van de Belastingdienst, die was opgelegd voor het tijdvak van 1 april 2016 tot en met 30 juni 2016. De inspecteur had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, waarna de rechtbank dit oordeel bevestigde in haar uitspraak van 6 juni 2019. Het hoger beroep werd op 26 juli 2019 ingediend, maar de ontvankelijkheid van het beroep was in geschil.

Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroep bij de rechtbank eindigde op 24 augustus 2018, zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het poststempel op de enveloppe aangaf dat het beroepschrift op 29 augustus 2018 was verzonden, na afloop van de termijn. De gemachtigde van de belanghebbende had gesteld dat het beroepschrift eerder ter post was bezorgd, maar het Hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was gemaakt.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het beroepschrift niet-ontvankelijk was. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De belanghebbende had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een verschoonbare termijnoverschrijding konden rechtvaardigen, waardoor het Hof geen aanleiding zag om af te wijken van het bewijsrechtelijke uitgangspunt van terpostbezorging.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 19/00916
25 augustus 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: K.G.H. Naipal (Naipal Consultancy),
tegen de uitspraak van 6 juni 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/4220 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 31 januari 2018 aan belanghebbende over het tijdvak 1 april 2016 tot en met 30 juni 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 19.419. Tevens is een vergrijpboete van € 9.709 opgelegd en is een bedrag van € 871 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 13 juli 2018, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 6 juni 2019 (op 14 juni 2019 aan partijen verzonden), niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 26 juli 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2020. De gemachtigde van belanghebbende, die bij aangetekende brief van 6 juli 2020 verzonden aan [adres gemachtigde] (het postadres van de gemachtigde), is uitgenodigd voor de zitting, is niet verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 7 juli 2020 bezorgd op voormeld adres en is voor de ontvangst getekend. Belanghebbende is aldus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd, zodat de zitting doorgang heeft kunnen vinden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Het Hof ziet aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen.
2.1.
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 13 juli 2018.
2.2.
Bij brief met dagtekening 23 augustus 2018 heeft belanghebbende beroep ingesteld. Het beroep is bij de rechtbank ingekomen op 30 augustus 2018. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift zich bevond bevat de vermelding “29.VIII 18-22”.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Ook in hoger beroep is de ontvankelijkheid van het beroep in geschil.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil – voor zover in hoger beroep relevant – als volgt overwogen en beslist (belanghebbende is hierin aangeduid als ‘eiser’):
“1. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 13 juli 2018.
2. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vangt de termijn voor het instellen van beroep, in afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar door de toezending daarvan aan (de gemachtigde van) eiser. Er is gesteld noch gebleken dat de uitspraak op bezwaar na 13 juli 2018 is toegezonden aan eiser of zijn gemachtigde. De termijn voor het instellen van beroep is dan ook op 14 juli 2018 aangevangen en is geëindigd op 24 augustus 2018. Het beroepschrift is gedagtekend op 23 augustus 2018. Het stempel op de enveloppe is van 29 augustus 2018. Het beroepschrift is op 30 augustus 2018 bij de rechtbank ingekomen.
3. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift op woensdag 29 augustus 2018 is afgestempeld door post.nl. Dit betekent dat het beroepschrift op zijn vroegst op dinsdag 28 augustus 2018 na lichting van de brievenbus ter post is bezorgd. Dit is na het einde van de termijn. Namens eiser is gesteld dat het beroepschrift op 23 of 24 augustus ter post is bezorgd. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat de brievenbus twee dagen niet zou zijn geleegd. Dit artikel is dan ook niet op eisers situatie van toepassing.
Gelet hierop is het beroep niet tijdig ingediend.
4. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn
ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin eiser redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. De gemachtigde van eiser heeft hoewel daartoe ter zitting uitgenodigd geen omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
5. Ten overvloede deelt de rechtbank mede dat ook indien eiser zou zijn ontvangen in zijn beroep alsdan eerst de ontvankelijkheid in bezwaar had moeten worden beoordeeld. Het is twijfelachtig dat het bezwaar ontvankelijk was.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
De termijn voor het instellen van het beroep bij de rechtbank is in dit geval geëindigd op 24 augustus 2018, zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar (13 juli 2018). Nu het beroepschrift per post is verzonden en binnen een week na het einde van de termijn is ontvangen, is het tijdig ingediend indien het voor het einde van de indieningstermijn, dus uiterlijk op 24 augustus 2018, ter post is bezorgd.
5.2.
Het bewijsrechtelijke uitgangspunt is dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de datum vermeld in het poststempel (vgl. HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, ECLI:NL:HR:2011:BP2138, r.o. 3.5.3), dus in dit geval op 29 augustus 2018 (zie 2.2). Van dit bewijsrechtelijke uitgangspunt afwijken is alleen gerechtvaardigd als eerdere terpostbezorging aannemelijk is. Belanghebbende heeft hiervan de bewijslast.
5.3.
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift eerder dan op 29 augustus 2018 ter post is bezorgd. De enkele verklaring van de gemachtigde van belanghebbende dat hij het beroepschrift op 23 of 24 augustus 2018 ter post heeft bezorgd is daartoe onvoldoende. De stelling van belanghebbende in hoger beroep, dat het postbedrijf ook een fout kan hebben gemaakt, baat hem niet, nu belanghebbende geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval van een dergelijke fout daadwerkelijk sprake is geweest.
5.4.
Belanghebbende heeft verder ook in hoger beroep geen feiten of omstandigheden gesteld die het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Met de rechtbank is het Hof daarom van oordeel dat het beroepschrift niet-ontvankelijk is.
Slotsom
5.5.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.J. Blokland, voorzitter, M.J. Leijdekker en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. V. Sathananthan, als griffier. De beslissing is op 25 augustus 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen.
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederenAlleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.