ECLI:NL:GHAMS:2020:2243
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de niet-gezaghebbende vader in hoger beroep inzake uithuisplaatsing van de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de vader in hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter. De vader, die niet het gezag over zijn dochter heeft, verzocht om vernietiging van de beschikking die een machtiging tot uithuisplaatsing van zijn dochter bij de grootmoeder moederszijde verleende. De vader stelde dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat hij binnenkort de juridische vader van de minderjarige zal zijn en hij zich betrokken voelt bij de opvoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2020 werd door de GI (gecertificeerde instelling) aangegeven dat het belangrijk is dat ouders betrokken zijn bij de besluitvorming. Het hof oordeelde echter dat de vader niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de uithuisplaatsing geen directe inbreuk op zijn gezinsleven vormt. De omgang met de minderjarige blijft ongewijzigd, ondanks de verandering in verblijfplaats. Het hof verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.