Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De wijze waarop je dit aanpakt vind ik onbegrijpelijk en is zeer ongepast gezien de jarenlange relatie.(…)
In de afgelopen jaren hebben er meerdere malversaties bij Salo plaatsgevonden. Geld van de coöperatie waaralleleden bij verdeling van het resultaat – naar rato van de omzet – recht op hebben,(…)
1. “e brief van(…)
”; met het resultaat 2014 is de Waarde verandering Materiele vaste Activa betaald (forse afschrijving).(...)
2. In de ALV wordt ieder jaar de betalingsregeling en devoorwaardenvan de verdeling van het resultaat bekrachtigd. Dit geldt vooralleleden. Behalve voor de ex Penningmeester van Salo. Dit is geïnitieerd door hoofd verkoop(…)
en geaccordeerd door de directie.
3. In de ALV wordt ieder jaar bekrachtigd dat ernietwordt uitgekeerd over CV, Zonnepanelen en Levering Derden(...)
. Dit geldt vooralleleden. Door de directie is een aljarenlangeuitzondering gemaakt voor de Voorzitter van het bestuur. Die ontvangt de verdeling van het resultaat over zijntotalejaaromzet.
Uw hiervoor omschreven handelwijze kan op meerdere gronden gekwalificeerd worden als een of meer dringende redenen voor ontslag op staande voet op grond van artikel 7:677 en 7:678 BW . Allereerst is hier sprake van chantage van bestuursleden in al dan niet strafrechtelijke zin door hen voor de keuze te stellen om zelf op te stappen door middel van een brief aan alle leden óf afgezet te worden met een voorpagina-artikel in de krant. Daarnaast heeft u onrechtmatig gehandeld door vertrouwelijke stukken door te sturen naar SALO -leden. Tot slot heeft u zich hiermee schuldig gemaakt aan bedreiging, al dan niet in strafrechtelijke zin.”
3.Beoordeling
De grieven II tot en met VIin incidenteel appel, die betrekking hebben op het ontslag op staande voet van 24 december 2018, slagen. Dat betekent dat SALO geen belang meer heeft bij de behandeling van
de grieven I, VII tot en met IX en XIIin incidenteel appel.
in de gevallen bedoeld in het zesde lid bepaalt de rechter in hoger beroep of cassatie op welk toekomstig tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt.”. In de memorie van toelichting is voorts opgenomen dat het de appelrechter niet is toegestaan “
om een beschikking van de kantonrechter houdende een vernietiging van de opzegging te vernietigen, omdat de opzegging zelf dan zou herleven, hetgeen per saldo zou neerkomen op een (door het nieuwe stelsel niet beoogde) einddatum in het verleden” (
Kamerstukken II2013-2014, 33818, nr. 3, p.120). Dat betekent dat hoewel SALO op 24 december 2018 een dringende reden had [appellant] op staande voet te ontslaan het dienstverband van [appellant] is doorgelopen tot 1 augustus 2019, de datum met ingang waarvan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden. Evenwel is de door SALO verzochte verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet van 24 december 2018 rechtsgeldig is gegeven en de arbeidsovereenkomst per die datum had moeten eindigen, toewijsbaar.
Het is moeilijk te rechtvaardigen dat een werkgever van wie, naar door een definitief rechterlijk oordeel is komen vast te staan, “redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren” (art. 7:678 lid 1 BW), zodat hij om die reden indertijd de arbeidsovereenkomst “onverwijld” mocht opzeggen (art. 7:677 lid 1 BW), desondanks steeds verplicht zou zijn tot loonbetaling over de duur van een procedure in meerdere instanties, alleen maar omdat de rechter in eerste aanleg - naar in hoger beroep is vastgesteld: ten onrechte - in zijn nadeel heeft beslist. Bij het vorenstaande kan worden aangetekend dat aan een ontslag op staande voet strenge eisen worden gesteld en dat het daarbij vaak zal gaan om ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Indien van zodanig handelen of nalaten sprake is, zal over de kwalificatie als grond voor ontslag op staande voet veelal geen twijfel bestaan, en kan de beslissing in eerste aanleg in het voordeel van de werknemer zijn uitgevallen in verband met bewijsproblemen (zoals in het onderhavige geval), met fouten in de procesvoering die in hoger beroep zijn hersteld, met een misslag van de eerste rechter of met een andere oorzaak die geen verband houdt met waardering van de feiten. Zeker in dit soort gevallen is een verplichting tot doorbetaling van loon moeilijk te rechtvaardigen.”.
Met grief VIin principaal appel komt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn verzoek SALO te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Die grief slaagt niet aangezien de door [appellant] genoemde buitengerechtelijke werkzaamheden niet zien op de verkrijging van voldoening van een vordering buiten rechte maar ter voorbereiding van de procedure zijn verricht.
grief XVIin incidenteel appel faalt. [appellant] zal worden veroordeeld het bedrag van € 1.206,-, welke SALO naar zij onweersproken heeft gesteld ter zake van de proceskosten in eerste aanleg heeft voldaan, binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking aan SALO terug te betalen.
Grief XIin incidenteel appel die daarop betrekking heeft, slaagt. Als de in het ongelijk gestelde partij in het principale appel, zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten in principaal appel.