Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Overeenkomst
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vraag of de bestuurder van een vennootschap aansprakelijk is voor het niet terugbetalen van een overbruggingslening van € 100.000, die door een investeerder aan de vennootschap was verstrekt. De investeerder, aangeduid als [X], had een overeenkomst gesloten met N.B.B. Marketing Projects B.V. (NBB), waarbij de lening was bedoeld ter financiering van de aankoop van aandelen in Invenit B.V. De aandelenkoop ging echter niet door en NBB heeft het bedrag van de lening niet terugbetaald.
[X] heeft in eerste aanleg zowel NBB als de bestuurder van NBB, aangeduid als [geïntimeerde], gedagvaard. De rechtbank heeft de vorderingen tegen NBB gedeeltelijk toegewezen, maar de vorderingen tegen [geïntimeerde] afgewezen. In hoger beroep heeft [X] de afwijzing van de vorderingen tegen [geïntimeerde] bestreden, met het argument dat [geïntimeerde] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat hij belangrijke informatie heeft achtergehouden.
Het hof heeft de argumenten van [X] beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof oordeelde dat [X] niet had aangetoond dat [geïntimeerde] wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat NBB niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Ook het beroep op selectieve betalingen en misbruik van identiteitsverschil werd verworpen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [X] in de kosten van het geding in hoger beroep.