Uitspraak
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de curator van [A] B.V., die failliet was verklaard. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 29.711,55 van de bestuurders van [A], [verweerster 1] B.V. en [verweerder 2], op grond van onrechtmatig handelen. De curator stelde dat de bestuurders selectief hadden betaald aan Limes International Tax + Expat B.V. terwijl het faillissement van [A] al was aangevraagd. De rechtbank had de vordering van de curator afgewezen, en het hof had dit vonnis bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat voor een vordering op grond van onrechtmatige daad tegen bestuurders vereist is dat hen persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De Hoge Raad concludeerde dat de feiten onvoldoende steun boden voor de stelling dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld. De bestuurders hadden gemotiveerd uiteengezet dat zij trachtten een regeling te treffen met de aandeelhouder van [A] om het faillissement te voorkomen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de curator en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.