2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser is geboren in 1945.
2. Naar aanleiding van op 31 januari 2011 door ambtenaren van de Belastingdienst/douanezaken gevonden cocaïne, is – voor zover thans van belang - een strafrechtelijk onderzoek naar eiser ingesteld, in welk kader eiser als verdachte is verhoord op 3 maart 2011 en 28 april 2011. De officier van justitie heeft op 26 januari 2012 een verzoek tot vordering gegevensverstrekking ten aanzien van eiser ingediend bij de Belastingdienst Particulieren en Ondernemingen te Haarlem.
3. In de op 26 april 2012 door verweerder ontvangen aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 is opgenomen dat de waarde van de bezittingen op 1 januari 2011 € 386.706 bedroeg. Deze waarde is als volgt gespecificeerd;
Bank- en spaartegoeden:
RABO-rekening met nummer 1291.82.72 € 160.803,
Overige vorderingen en contant geld’ € 165.000,
Overige onroerende zaken € 60.000.
Als een van de overige onroerende zaken is het appartement [adres] te [plaats] vermeld naar een waarde van € 33.400.
De aanslag ib/pvv is vastgesteld op 7 maart 2014 en conform de aangifte berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.982 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.152.
4. Met dagtekening 29 januari 2015 heeft de rechtbank Rotterdam vonnis gewezen waarin eiser, die in het vonnis als verdachte is aangemerkt, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, alsmede tot een boete van € 70.000. De bewezenverklaring in het vonnis vermeldt onder andere:
“De rechtbank acht (…) wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2009 tot en met 7 februari 2012 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.”
5. In de motivering van het bewijs wordt onder meer verwezen naar mutaties op ten name van eiser staande bankrekeningen, aankoop van onroerend goed, voertuigen en leningen ten name van derden. Op basis van de in de motivering genoemde stukken heeft de rechtbank in haar vonnis bewezen geacht dat eiser op enig moment in de periode 1 januari 2009 tot en met 7 februari 2012 de beschikking heeft gehad over de volgende geldbedragen:
EUR 831.580,54 (ABN-Amrorekening)
EUR 187.938,92 (Rabo-rekening)
EUR 231.330,00 (appartement [woonplaats])
EUR 104.250,00 (appartement [plaats])
EUR 146.100,11 (5 auto’s)
EUR 50.395,13 (boot)
EUR
465.000,00(2 leningen).
EUR 1.998.594,70.
In het vonnis is hieromtrent onder meer het volgende opgenomen
- over de ABN-bankrekening ten name van eiser:
“(…) In de periode van 1 januari 2009 tot en met 27 april 2011 is in totaal EUR 831.580,54 op deze rekening bijgeschreven. Van dit totaalbedrag is EUR 110.450,= door middel van contante stortingen via een geldautomaat gedaan. er hebben veel overboekingen naar deze rekening plaatsgehad. In totaal is EUR 320.455 overgeboekt vanaf de bankrekening op naam de medeverdachte [Y] (rechtbank: de zoon van eiser). Veelal was de overboeking voorzien van de vermelding ‘terugbetaling lening’. (…) In voormelde periode is van de bankrekening met het rekeningnummer […] in totaal EUR 454.320 aan geldopnames gedaan.”
- over de RABO-bankrekening met nummer 14.40.63.913 ten name van eiser
“(…) In de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 mei 2011 is in totaal EUR 187.938,92 op deze rekening bijgeschreven. (…). Er hebben veel overboekingen naar deze rekening plaatsgevonden veelal met de vermelding ‘terugbetaling lening’, ‘rente, kosten, hypotheek (..)’ of ‘betaling rente volgens overeenkomst’. Er hebben doorboekingen van grote bedragen naar de hiervoor vermelde ABN-Amrobankrekening plaatsgehad, (…), waaronder bedragen van (…) EUR 150.000 (op 8 februari 2011).”
- over onroerend goed
“(…) Op 14 februari 2011 heeft de verdachte een appartement aan de [adres] in [plaats] in eigendom verkregen. De aankoopprijs was EUR 275.000,= en vanwege de aankoop is een hypothecaire lening van EUR 109.000 afgesloten. Uitgaande van 7% aan kosten moet de eigen inbreng van de verdachte EUR 104.250 zijn geweest.
6. In het vonnis wordt voorts verwezen naar het proces-verbaal inzake het strafdossier van eiser en de processen-verbaal van bevindingen ter zake van de bankrekeningen van eiser; in deze processen-verbaal is opgenomen dat de vele over- en doorboekingen van gelden tussen bankrekeningen van eiser, alsmede van en naar bankrekeningen van zijn zoon [Y] op het ‘rondpompen’ van geld. In het proces-verbaal van het strafdossier wordt melding gemaakt van op naam van onder meer eiser gestelde voertuigen, waaronder een bedrijfsauto met een dagwaarde van € 7.000 en met het kenteken [kenteken] , dat blijkens een uittreksel uit het register van de RDW, in de periode 24 januari 2011 tot en met 18 februari 2011 ten name van eiser heeft gestaan. Voorts hebben derden verklaard dat zij in 2010 van eiser gelden hebben geleend met als onderpand het op hun woning gevestigde recht van hypotheek. De leningen ad € 250.000 en € 215.000 zijn verstrekt in contante bedragen.
Uit de processen-verbaal van bevindingen van het onderzoek naar de bankrekeningen van eiser blijkt dat van deze rekeningen in 2011 aanzienlijke bedragen zijn overgemaakt naar rekeningen van derden.
7. Met dagtekening 13 juli 2015 heeft verweerder in de persoon van [Z], op vragen van de advocaat van eiser in de strafprocedure, onder meer het volgende aan deze advocaat gemaild:
“Met betrekking tot [eiser] kan ik u mededelen dat de Belastingdienst nog bezig is het dossier te bestuderen en te bepalen of in zo in hoeverre er aanleiding is om nader onderzoek te gaan verrichten. Aangezien ik ook niet op de hoogte ben van de feiten uit de strafzaak is het niet onmogelijk om te boordelen of in hoeverre er naast de ontneming nog ruimte is voor een heffing van belastingen in enig jaar. (…) Uit het bovenstaande kunt u afleiden dat er contact heeft plaatsgevonden tussen Belastingdienst en OM.
U zult begrijpen dat ik geen nadere uitspraken ga doen over al dan niet te nemen fiscale stappen in het dossier. In zijn algemeenheid kan ik echter wel zeggen dat het gegeven dat uw cliënt bij meerdere rechtspersonen betrokken lijkt te zijn met het gegeven dat hij zich fiscaal ook nogal mobiel lijkt te hebben opgesteld in ieder geval reden zou kunnen zijn voor een tweede blik op het dossier.”
8. Met dagtekening 20 juli 2015 is tussen eiser en de officier van Justitie van het Landelijk Parket te Rotterdam een schikkingsovereenkomst gesloten inzake de hoogte van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In deze overeenkomst is mede opgenomen:
“De belastingdienst heeft aangegeven niet af te zien van haar bevoegdheid om eventueel (nadere) aanslagen op te leggen ten aanzien van de strafbare gedragingen en/of het wederrechtelijk verkregen voordeel in de onderhavige strafzaak.”
9. Verweerder heeft eiser bij brief van 7 maart 2016 onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank op de hoogte gesteld van zijn voornemen voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag ib/pvv op te leggen, alsmede een vergrijpboete van 50% van de na te vorderen belasting.
10. In de brief waarin deze navorderingsaanslag is aangekondigd is het volgende opgenomen:
“U heeft in de periode van 1 januari 2009 tot en met 7 februari 2012 geldbedragen ontvangen, bezit verworven en geldleningen aan derden verstrekt, welke niet verklaard kunnen worden uit legale inkomsten en vermogensgroei. De volgende bedragen zijn aan het jaar 2011 toe te rekenen:
€ 269.701,78 (ABN-Amrobankrekening (€ 831.580,54/37 maanden x 1 jaar)
€ 60.953,16 (Rabo-bankrekening (€ 187.938,92/37 maanden x 1 jaar)
€ 104.250,11
€ 7.000,00
€ 441.905,05.
Bij het vaststellen van de navordering(en) zal het inkomen uit werk en woning als volgt worden vastgesteld:
Inkomen uit werk en woning volgens aangifte € 25.982
Row volgens opbrengstberekening
€ 441.905+
Gecorrigeerd inkomen uit werk en woning € 467.887.”.
11. Als productie 2 bij de pleitnota van de gemachtigde is gevoegd een – kennelijk op basis van dagafschriften opgesteld - overzicht van bijschrijvingen en stortingen op ABN-AMRO-rekening en RABO-rekening(en) over de jaren 2009/2011.
12. Blijkens dit overzicht is voor het jaar 2011 de enige bijschrijving op de ABN-AMRO-rekening een contante storting van € 14.700 en zijn op een (of beide) RABO-rekening(en) twee contante stortingen gedaan, voor een totaal bedrag van (4.571,33+€ 346,37=) € 4.917,70.”